De Rotterdamse muzikant en entertainer Sjoerd Plak hoopte anderhalf jaar geleden met stille meditatie in de Rotterdamse sangha ‘Tegen de stroom in’ een remedie te vinden om van zijn pijnsyndroom CPPS af te komen. Maar al snel vlogen de edele waarheden, het achtvoudige pad en de brahmavihara’s hem om de oren.
Niemand weet precies wat het chronische pelvische pijnsyndroom (CPPS) is, daarom heet het ook een syndroom. De fysieke klachten variëren van een lichte irritatie tot zeer pijnlijk. De Britse schrijver Tim Parks raakte, op advies van een Indiase arts, met mediteren van zijn klachten af en schreef over zijn ervaringen een boek: ‘‘Leer ons om stil te zitten’.
‘Die arts zei tegen Parks dat hij hem wel kon helpen. Hoe dan, vroeg Parks. Ja, we zullen toch met name iets aan uw karakter moeten doen. U heeft pijn omdat er fysiek iets niet goed is, maar de onderliggende oorzaak of bovenliggende oplossing moet in uw mind gezocht worden. Die Parks is net zo’n man als ik ben, kritisch en een beetje cynisch. Iemand die erg in zijn hoofd zit. Bij hem heeft het zitten gewerkt, bij mij nog niet. Hoewel mijn behandelend arts dokter Kho, een man die vreselijk in het nu leeft, zeker weet dat meditatie op den duur mij zal leren om beter met mijn klachten om te gaan. En ik weerspreek dat niet.’
Je kwam bij de sangha om te mediteren. Ik merkte je aanvankelijke aarzeling als boeddhistische begrippen als metta, vergeving, haat en karuna ter sprake kwamen. Voelde je je verdwaald?
‘Ik zie het boeddhisme als een bonus, vind het prettig. Maar zoveel dingen daarin zijn voor mij zo vanzelfsprekend, dat ik denk: Moet je daar zo lang op kauwen? Ik denk ook niet dat het boeddhisme het patent heeft op deze zaken. Toen ik nog geen lid van de sangha was probeerde ik ook een aardige vent te zijn, vriendelijk en behulpzaam voor anderen. En ook zonder de teachings van Frank (Uyttebroeck, dharma facilitator bij Tegen de stroom in, jh.) denk ik met mijn levenservaring kritisch over dingen na. Maar ik sluit niet uit dat zaken als haat en hebzucht onderdeel zijn van de oorzaak van mijn syndroom. Dus om via het boeddhisme te proberen zaken los te laten, is voor mij wel belangrijk. De reden om te mediteren was een puur fysieke, maar als de oplossing komt door psychische genezing, vind ik dat prima. Tot nu toe ben ik ook geen dingen in het boeddhisme tegen gekomen die mij tegen de borst stuiten.’
Jouw meditatie heeft nog geen merkbare oplossing gebracht voor je fysieke problemen. Helpt de boeddhistische beoefening je wel op een andere manier?
‘Ik beschouw mezelf als een beginneling op het boeddhistische pad. Ik lees er geen boeken over en mediteer alleen wanneer ik tijd heb. Maar ik probeer wel in het nu te leven. Dat valt niet mee omdat ik weet dat als ik morgen wakker word, de pijn er nog steeds is. Dat veroorzaakt vandaag al lijden. Deze week, zo is de agenda, maak ik vier lange autoritten om naar optredens in het land te gaan. Dat is vier keer zoveel uur, een pijnlijk vooruitzicht. Ik heb daar een truc voor bedacht. Ik zeg tegen mezelf: Vandaag maak ik één rit en morgen weer één. Dat is toch bij de dag leven! Maar een eigenwijs stemmetje in mijn hoofd zeurt: Het zijn er toch lekker vier! Ik ga wel vooruit in mijn beoefening. Ik merk dat als we in het busje op weg zijn naar Winterswijk, en het zonnetje schijnt en ik een leuke voorstelling in het vooruitzicht heb, ik echt van moment tot moment de dingen beleef. En dat is een prettige ervaring, die ik nog niet eerder zo had.’
Heeft het boeddhisme invloed op je werk? En op de relatie met je collega’s en het publiek?
‘Heel vroeger al was ik op zoek naar iets wat oneindig was. Ik vond het altijd moeilijk als iets klaar was. Ik ben een goede gitarist, maar het kan altijd beter. In de begintijd bij Charlie McCoy kon ik in dat genre soms vreselijk slecht spelen. Als je fout op fout stapelt sluipt de twijfel je bestaan binnen. En wilde ik als gevoelsmens helemaal niet meer op het podium staan. Charlie, die ik een boeddhistische inslag toedicht, en nul fout en vol gas kan spelen, zag mij daar regelmatig mee worstelen. Hij zei: ‘Weet je Sjoerd, het gaat om de intentie. Je kunt niet meer doen dan je doet. Als ik slecht heb gespeeld lig ik er niet langer dan twintig seconden wakker van. Morgen weer een dag.’ Dat ben ik toen ook gaan proberen. Met de talenten die je hebt je best doen. Nu ervaar ik het als een feest dat ik elke dag, ook met meditatie, weer opnieuw aan de slag kan.’
‘Vroeger kon ik me storen aan het publiek als er om een slechte grap werd gelachen. Dat haalde de goede grap naar beneden. Dan krijg je al gauw het idee dat het niet uitmaakt wat je doet, terwijl dat niet zo is. Tegenwoordig denk ik, let it be. Ik wil mijn norm niet opleggen aan het publiek. Het valt me op dat ik steeds handiger word om mensen te accepteren zoals ze zijn. Mezelf niet uitgesloten.’
‘Waar ik nog wel mee worstel is dat in het boeddhisme tevredenheid, accepteren zoals het is, een groot goed is. Maar in de muziek-en amusementswereld is tevredenheid de belangrijkste voedingsbodem voor amateurisme. Mooie kunst komt voort uit ontevredenheid met het bestaande. Dat is voor mij juist de motivatie om als muzikant beter te worden. Dus ik weet niet goed hoe ik daar mee om moet gaan.’
‘Ik kom uit een gezin dat het financieel niet breed had. Daarom stond zekerheid ongelooflijk hoog in het vaandel. Ik weet nog dat ik het daarom erg moeilijk vond om tegen mijn ouders te zeggen dat ik naar het conservatorium wilde. Financieel gezien had ik beter arts kunnen worden. Maar ze hebben er geen seconde tegen geprotesteerd. Dat vond ik erg bijzonder. Mijn vader kwam trots kijken naar alles wat ik deed. Die houding heeft mij, afgezien van de anti-boeddhistische dingen zoals eerzucht en ambitie, geïnspireerd om bij de goeden te willen horen. In mijn vak, maar ook in de maatschappij.
Ik heb er nooit spijt van gehad dat ik van muziek mijn beroep heb gemaakt. Als muzikant, maar ook als docent op het conservatorium. Als jonge docent kon ik me vanuit mijn eigen achtergrond makkelijk inleven in de gedachtewereld van de studenten. Een paar jaar ervoor was ik toch net als zij. Ik snapte wat die jongens niet snapten. Daardoor kon ik ze ook zo goed helpen, dat vond ik leuk.’
‘Dus, als je wilt weten of mijn werk oké is? Ik loop niet schietend door Rotterdam. Met gitaarspelen, een beetje muziek maken, doe ik geen vlieg kwaad. Integendeel. Mensen die in moeilijke omstandigheden verkeren, komen naar onze voorstelling en wij laten ze lachen. Ik heb leuke collega’s met wie ik goed omga. Maar aan de andere kant. Elke week doorkruist een vervuilende vrachtwagen ons land om onze spullen naar de theaters te brengen. En van de twee uur die wij op een podium staan kan je een middelgrote stad een tijd van stroom voorzien. Dus kies maar uit.’
Gitarist Sjoerd Plak (55) zingt en speelt al 15 jaar bij het vijf man sterke Rotterdams muziek- en theatergezelschap ‘Het groot niet te vermijden’. Dat 25 jaar bestaat en nog steeds volle zalen trekt. Hun humor is te vergelijken met die van de Britse humorist Tommy Cooper. Hun niet aan een bepaald genre gebonden muziek is adembenemend hard en soms lieflijk.
Sjoerd speelde eerder met de Gigantjes, Hans de Booij en Ruth Jacott maar treedt ook op als freelancer. Van 1982 tot 1996 was hij docent aan het Rotterdams conservatorium. Al 22 jaar toert Sjoerd in de zomermaanden door nu voornamelijk Frankrijk in de internationale country band van de Amerikaanse mondharmonicaheld Charlie McCoy (71). Op festivals trekken ze tienduizenden fans. De succesvolle Amerikaan speelde met onder meer Dolly Parton, Kris Kristofferson, Bob Dylan, Paul Simon en maakte zeven films met Elvis. Sjoerd maakte vijf cd’s met McCoy. En bracht in 2007 solo de cd ‘Fifty-fifty’ uit.
www.hetgrootniettevermijden.nl