Eerder verscheen ‘Soms is het boeddhisme een godsdienst’
Dat het begrip religie in de loop der tijden geërodeerd is tot synoniem voor het woord godsdienst, betreur ik. Ik ervaar het als taalverarming. Het begrip‘religie’ komt van: religiare, dat kort en bondig de betekenis heeft van: opnieuw (re-) verbinden (ligiare). Daar zijn altijd minimaal twee duidelijk van elkaar te onderscheiden objecten voor nodig, dat wil zeggen: zaken of personen die onafhankelijk van elkaar bestaan, want anders valt er niets met elkaar te verbinden. Het doel van het met elkaar verbinden van verschillende objecten is verééniging – hier met opzet geschreven met een dubbele “e” en accenten. Verenigen wil zeggen: in één punt doen samenkomen; van twee (of meer) gescheiden, onafhankelijk van elkaar bestaande zaken één zaak maken. En voor er iemand opstaat en roept dat een beetje boeddhist behoort te weten dat er helemaal geen afzonderlijke en volkomen van elkaar onafhankelijke zaken bestaan, voeg ik er direct aan toe: dit geldt ook voor schijnbaar van elkaar afzonderlijke zaken.
Ik wijs graag nog eens extra op het voorvoegsel “re-“. Dit voorvoegsel heeft de betekenis van: opnieuw, zoals in re-organiseren (opnieuw organiseren) en reïncarneren (opnieuw in het vlees geboren worden). In het begrip religie staat dit voorvoegsel er niet voor niets: het suggereert dat de verbinding, de éénheid, er in ieder geval ooit was! Die initiële verbinding moet eerst verbroken zijn en de oorspronkelijke éénheid moet eerst verloren gaan, wil er sprake kunnen zijn van een opnieuw verbinden en een opnieuw één worden! Iets anders kan ik er niet van maken.
Binnen alle religies speelt de oorspronkelijke verbinding tussen de mens en het goddelijke, het bovennatuurlijke of het “????” een belangrijke rol. Er was ooit slechts één (N)IETS! Daaruit is alles voortgekomen dat wij nu kennen en waarschijnlijk nog veel meer dan dat. Geen mens weet precies hoe uit dat ene (n)iets de huidige veelheid is ontstaan, hoewel er veel over is gespeculeerd. Die speculaties kristalliseerden zich op talloze manieren uit in scheppingsverhalen, waarvan sommige in de loop van de geschiedenis de status van historisch verslag opgeplakt hebben gekregen; enkele de status van poëzie en weer andere de status van wetenschappelijk verantwoord artikel. Feit blijft dat – voor zover ik weet – niemand ontkent dat er ooit zoiets als een “oorspronkelijke eenheid” moet zijn geweest, ook al kunnen we daar met ons verstand niet bij. Feit is helaas ook dat mensen elkaar met hun verhalen, gedichten en artikelen soms zo hard om de oren hebben geslagen (en nog slaan) dat er doden door zijn te betreuren, maar dat verder terzijde. Waar het om gaat is dat religies beweren dat het mogelijk is de verbinding te herstellen tussen de mens en zijn oorsprong; dat het mogelijk is om als mens de oorspronkelijke éénheid van alles te ervaren, door alles wat scheiding veroorzaakt en in stand houdt stelselmatig te elimineren. De boeddhistische religieus volgt daartoe boeddhistische aanwijzingen en methoden, die hem via boeddhistische leraren, teksten en tradities bereiken, en noemt het resultaat bijvoorbeeld “samyak sambodhi”. De christelijke religieus volgt christelijke aanwijzingen en methoden, die hem via christelijke leraren, teksten en tradities bereiken, en noemt het resultaat dan mogelijk “unio mystica”.
Iedere religie heeft eigen leraren, teksten, tradities en bijbehorende terminologie, maar aan het einde van alles – daar waar alle onderscheid ophoudt en zaken werkelijk één zijn, maakt het allemaal niets meer uit.
Waar het dus aan het einde van de weg niets meer uitmaakt (alle onderscheid is opgeheven), zijn het de duidelijk van elkaar verschillende uitgangspunten, leraren, teksten en methoden die religies maken tot wat ze zijn. Een veel gebruikte metafoor om dit inzichtelijk te maken, is die van de berg: alle mystieke religies beklimmen allemaal dezelfde berg met als doel de top te bereiken. Ze beginnen allemaal op een andere plaats aan de voet van de berg en volgen allemaal verschillende routes naar boven, sommige geleidelijk stijgend als een toeristisch wandelpad, andere stijl en gevaarlijk als een klimwand. Ze slaan op verschillende plaatsen op de berghellingen hun kampen op; bevelen allemaal het gebruik van verschillende materialen en het toepassen van verschillende technieken aan, en ga zo maar door.
De religieus die onder aan de berg staat en vol goede moed naar boven begint te wandelen, ondervindt op zijn weg naar boven echter vroeg of laat dat de route niet altijd even gemakkelijk begaanbaar is, soms lastig te volgen of zelfs nauwelijks terug te vinden wanneer het een keer in de mist of de invallende duisternis verdwenen is. En hoewel de weg naar boven hier en daar al vrij snel prachtige vergezichten laat zien, waar intens van valt te genieten, merkt de voortgaande religieus op weg naar zijn doel ook dat er hogerop minder zuurstof is en dat je daardoor sneller moe wordt dan beneden. Het is er bovendien kouder, het waait er soms behoorlijk, er liggen struikelstenen en … (Het is een metafoor die je zelf verder zelf in kunt vullen.) Ik vermoed dat er heel wat mensen zijn die met de beste bedoelingen uit hun basiskamp aan de voet van de berg aan de klim naar de top beginnen, om later ergens weer om te keren – omdat de onderneming toch behoorlijk tegenvalt wanneer wat als een aantrekkelijke wandeltocht begon, ontaardt in een gevecht met ontberingen en vooral jezelf. Het verlangen om een andere weg te gaan zoeken, wellicht vanuit een ander basiskamp, groeit evenredig met de zwaarte van de weg, omgekeerd evenredig aan de snelheid van de voortgang op die weg.
Deze metafoor vertel ik vanuit persoonlijke ervaring. Ik ben op mijn zestiende pad gegaan; en ben om steeds weer andere redenen van “basiskamp” naar “basiskamp” getrokken, om steeds vanuit een andere positie omhoog te klimmen. Uit die ervaring weet ik proefondervindelijk dat nieuwe wegen, nieuwe gidsen, nieuwe uitrusting en nieuwe technieken je niet op de top brengen als je geen enkele route tot het einde volgt. Ik weet het zeker (voor mijzelf): het is noodzakelijk om vroeg of laat op één route te blijven en daarop stug door te gaan tot het doel is bereikt of tot je in de poging dat doel te bereiken het loodje legt.
Wat mij is opgevallen is dat hoe dichter de verschillende religieuze wegen bij hun einddoel komen, hoe dichter ze elkaar naderen. Soms kruisen ze elkaar of lopen ze een tijdje parallel. Helemaal boven is er slechts één hoogste punt!. Eén climax! Wie boven aankomt, ongeacht waar hij is begonnen, kan vervolgens kiezen: blijven of teruggaan. Wie blijft , blijft zolang als mogelijk en wie te lang blijft, blijft er in = gaat dood in staat van opperste zaligheid. Wie teruggaat weet hoe boven te komen, en kan de tocht vervolgens nog een keer maken, en nog een keer, en nog een keer. Gevraagd naar wat er “boven” is, kunnen zij die boven zijn geweest allerlei antwoorden geven, variërend van: “een geweldig uitzicht (lees hier “inzicht”)” tot “niets”. Sommigen zullen zwijgen, omdat geen enkele beschrijving de lading zal dekken. “Er geweest zijn” levert een herinnering op aan een totaalervaring die zich niet in woorden laat vatten. Je moet er echt zelf naartoe om het te ervaren. En daarna nog eens, en nog eens … Als je er blijft, blijf je er in. Nogmaals, het is een metafoor.
Wat ik maar zeggen wil: iedereen die zijn boeddhist zijn praktiseert met als doel: het opheffen of vernietigen van de illusie van het onafhankelijk bestaan van zaken, inclusief (en in de eerste plaats) de eigen persoon, het zelf; beoefent het boeddhisme bewust of onbewust als religie. Mogelijk is de wens om een directe verbinding of persoonlijke relatie met Boeddha dan wel de Boeddhanatuur aan te gaan en te onderhouden wel het begin geweest. “Boeddha” staat dan wellicht voor een (on)persoonlijke macht, kracht of manifestatie van “(n)iets”. De haakjes en aanhalingstekens staan er met opzet, om meerdere interpretaties open te laten. In een religie draait het namelijk slechts om één thema: het leggen en onderhouden van verbindingen of relaties. Dat kan in het boeddhisme zonder Boeddha te dienen als ware Boeddha een god. Maar hoe het ook zij: zolang iemand de wens en de wil heeft om een verbinding aan te gaan, is die er nog niet! Zolang er een “ik hier” en een “gij daar” of een “dat daar” is, is er nog steeds de illusie van gescheidenheid en dus nog een weg te gaan. Voortgaan op de weg naar verééniging kan er dan opeens toe leiden dat zich bijzondere ervaringen opdringen, zoals die welke een regelmatig mediterende leerling in extase aan zijn boeddhistisch leraar doet vragen: “Ik heb de Boeddha ontmoet! Wat moet ik doen?” (I just met the Buddha! What shall I do?) Het verontrustende antwoord zou zomaar kunnen luiden: “Maak hem af!” (“Kill him!”)
Natuurlijk is het niet de bedoeling om een persoon van vlees en bloed om te brengen. Alles behalve dat! Wat betekent het om onverwacht de Boeddha tegen te komen? Iemand die streeft naar verbinding, naar verééniging, naar het opheffen van scheiding en het wegnemen van grenzen moet niet alleen de moed hebben om illusies te vernietigen, maar moet dit ook daadwerkelijk doen! Ik gebruik opzettelijk het werkwoord moeten, in plaats van het vriendelijker en toch wat eufemistischer dienen. Het moet. Je dient er niets en niemand anders mee dan het doel dat je nastreeft: het ontwaken uit de begoocheling dat de veelheid en verscheidenheid die je ieder moment van je bestaan ervaart, bestaat uit allemaal verschillende zaken die zich onafhankelijk van elkaar (lijken te) manifesteren.
Stel nu dat jij zelf in meditatie bent verzonken en ineens geconfronteerd met de Boeddha! Wat kan het anders zijn dan een confrontatie met jouw eigen voorstelling van wie of wat de Boeddha is? Die voorstelling is per definitie illusoir. Het is een wensbeeld, droombeeld, spookbeeld, fata morgana, hallucinatie of iets in die trant, maar alles behalve het doel dat je nastreeft. Hoe sterker de neiging om Boeddha “vast te houden” hoe belangrijker het is om hem uit de weg te ruimen. Deze verschijning is een hindernis, een blokkade, een valkuil, een afleiding die de verééniging tegenhoudt. Weg ermee. “Ja maar, hij lijkt op de afbeeldingen die er zijn van Avalokiteshwara!” Weg ermee. “Hij lijkt op de beelden in boeddhistische tempels en …” O ja? Weg ermee. “Hij heeft zelfs tegen mij gesproken …” – “Hij heeft mij zelfs aangeraakt … “ – Weg ermee!
Genoeg hierover. Ruim alle voorstellingen die je van Boeddha hebt op, vooral wanneer ze zo realistisch beginnen te worden dat je ze tegen gaat komen en er mee in gesprek raakt. Misschien is het voldoende om hem vriendelijk maar gedecideerd de uitgang uit jouw “mind” te wijzen, in plaats van hem “te vermoorden”, maar het moet. Precies zoals religieuze Hindoes voorstellingen van Krishna, Shiva, Vishnu of om het even welke andere verheven verschijning kwijt moeten zien te raken. En precies zoals religieuze christenen af moeten zien te komen van verschijningen van “moeder Maria” of zelfs “Jezus Christus”.
Zijn die dan niet reëel? Wat een vraag. Mijn antwoord: verschijningen van Boeddha, Krishna, Maria, Jezus of een aartsengel zoals Gabriël (die Mohammed ontmoette) zijn net zo reëel als jij zelf bent. Niemand zal je veroordelen wanneer je de Boeddha of een van de anderen hemelse verschijningen omarmt of wanneer je je aan hun voeten neerwerpt. Misschien verklaren andere mensen je wel heilig wanneer je hen over je ervaringen vertelt én (niet onbelangrijk detail!) wanneer je je leven daarna zo inricht en leidt dat je ook werkelijk voor het oog van de wereld in heiligheid wandelt. Voorbeelden zijn er genoeg, in iedere religieuze traditie, dus ook binnen het boeddhisme.
Ja, het boeddhisme is soms een religie, en dat kan behoorlijk lastig zijn, vooral als je vorderingen maakt.
Sjoerd Windemuller zegt
Soms een blok aan je been, maar ook een boeiende foto van hoe de werkelijkheid zou kunnen zijn.
Menno, je blijft in mijn beleving nuchter en kritisch en ontmythologiserend, dat waardeer ik zeer.
Barbara Steadfast Dharma de Zoete zegt
Meerdere invalshoeken overtuigend gebracht én goed leesbaar én een persoonlijke toets? Heerlijke stukken! Ik kijk uit naar het derde deel.
Jules Prast zegt
Dank je, Menno, voor dit verhelderende en doorleefde stuk vol kleine, bedachtzame geschenkjes die uitnodigen zelf na te denken waar je als lezer staat.
Eén kleine kanttekening in de marge. Je schrijft: “Maar hoe het ook zij: zolang iemand de wens en de wil heeft om een verbinding aan te gaan, is die er nog niet!” Is het niet mogelijk dat de verbinding er altijd al is, maar dat je je dit juist door ‘de wens en de wil’ niet realiseert? En dat je door een stap terug te zetten en te stoppen met zoeken de voorwaarden kunt creëren waaronder het inzicht kan doorbreken dat de verbinding om te beginnen nooit verloren is geweest?
Dit is een materie waarin de nuance telt, want voordat je het weet word je er door mede-boeddhisten van beticht dat je met de verbinding toch weer een atman postuleert. De verbinding-die-nooit-verloren-gaat is dan ook verbinding met de leegte (volgens Nagarjuna gelijk aan het voorwaardelijk ontstaan).
Menno Prins zegt
Jules,ergens aan het begin van mijn betoog schrijf ik: “En voor er iemand opstaat en roept dat een beetje boeddhist behoort te weten dat er helemaal geen afzonderlijke en volkomen van elkaar onafhankelijke zaken bestaan, voeg ik er direct aan toe: dit geldt ook voor schijnbaar van elkaar afzonderlijke zaken.” Iets soortgelijks geldt ook hier: het zijn de wens en de wil om een verbinding aan te gaan zelf die maken dat deze er functioneel nog niet is. De wens en de wil “verstoppen” de verbinding … Dat is punt een.
Punt twee: Ik heb geen moeite met een atman. Nooit gehad ook. Overigens heb ik ook geen moeite met anatman. Lees de Soetra over Vol-ledigheid in het BD. Die begint met: “2. Vol-Ledigheid is: Zijn-zowel-als-NietZijn, en Noch-Zijn-Noch-NietZijn in Eén. 3. Waar Vol-Ledigheid is, zijn – schijnbaar afgezonderd – Elementaire Formaties: Zijn en NietZijn. ” Ook Atman en Anatman zijn schijnbaar afgezonderd. Geen van beide is in mijn visie reëler of ireëler dan de andere.