Inwoners en autoriteiten van Rakhinestaat in Birma, dat al jarenlang geteisterd wordt door geweld tussen boeddhistische- en moslimgemeenschappen, zijn vrijdag geconfronteerd met het ergste geweld sinds maanden. Het Birmese leger zegt dat bij aanvallen door islamitische militanten op dertig doelen ten minste 71 mensen zijn gedood.
De aanslagen kwamen een dag nadat in een rapport van een commissie onder leiding van Kofi Annan werd gewaarschuwd voor een toename van geweld als de etnische spanningen in Birma niet worden aangepakt. In de westelijke Rakhinestaat wonen meer dan een miljoen Rohingya moslims en zijn er spanningen met de boeddhistische meerderheid in Birma. De Rohingya worden door boeddhistische nationalisten en overheid niet erkend als Birmese staatsburgers maar worden beschouwd als vluchtelingen uit Bangladesh die illegaal in Birma verblijven.
In een verklaring meldt de regering dat ‘extremistische Bengaalse opstandelingen een politiebureau hebben aangevallen en bomaanslagen hebben gepleegd op verschillende politieposten.’ Daarmee het woord Rohingya vermijdend. Volgens het leger zijn meer dan 150 militante moslims bij de aanslagen betrokken. Eenentwintig van hen zijn gedood. De aanslagen worden door waarnemers gezien als een reactie op de situatie waarin de Rohingya verkeren. Het Arakan Rohingya Salvation Army (ARSA) heeft gewaarschuwd voor meer geweld.
In oktober 2016 kwamen negen politieagenten bij soortgelijke aanslagen op grensposten om het leven. De aanval was een gevolg van een militair hardhandig optreden en wijdverbreide beschuldigingen van moord, verkrachting en marteling van Rohingya.