Vorig jaar juli studeerde Marieke Elemans- na het behalen van haar bachelorsdiploma criminologie-aan de Universiteit voor Humanistiek (UvH) af als geestelijk begeleider. In haar masterscriptie ‘Meditatiepraktijken in gevangenissen: vrij zinnig?’ onderzocht ze de meerwaarde van meditatiepraktijken in het werk van de humanistisch geestelijk begeleider binnen de instellingen van Justitie. Het begrip humanisme was voor haar op dat moment helemaal nieuw, en termen als zingeving zeiden haar nog niet zoveel.
Een vak als reflectievaardigheden wist Elemans met een krappe voldoende te voltooien: ze besefte dieper te moeten reflecteren, meer van zichzelf te laten zien. Door de theorie in de les was er geen ruimte in haar hoofd voor zelfonderzoek. Deze ruimte kwam wel vrij bij het mediteren waardoor zij zich kon voorstellen dat er gedetineerden zijn die ook hulpmiddelen kunnen gebruiken om te leren reflecteren op het eigen handelen. Juist deze doelgroep, die vaak handelt vanuit impulsen, zou gebaat zijn bij zelfreflectie. Elemans: ‘Ik kan mij ook voorstellen dat een gedetineerde, net als ik, daarbij komt met de vraag: hoe gaat dat in zijn werk, zelfreflectie? Hoe pak ik dat aan? Een antwoord op deze vraag zou kunnen zijn: door middel van meditatie. De humanistisch geestelijk begeleider zou deze meditatieoefeningen tijdens een raadsgesprek kunnen introduceren en de gedetineerde hierin kunnen begeleiden. Daarnaast kan de gedetineerde de oefeningen ook in zijn cel uitvoeren als hij daar behoefte aan heeft.’
Tijdens haar master geestelijke begeleiding is ze veel bezig geweest met de vraag: wat houdt het humanistisch geestelijk werk precies in? De dominee en de pastor werken vanuit de bijbel, de imam vanuit de koran, de boeddhistisch geestelijk verzorger werkt vanuit het boeddhisme. Maar hoe geeft de humanist zijn werk vorm? Tijdens haar stage in de vreemdelingendetentie kwam die vraag ook vaak vanuit de gedetineerden. Verder dan: ‘humanisme, dat heeft iets met mensen te maken?’ kwamen veel gedetineerden niet. Elemans vroeg zich daarom ook regelmatig af hoe zij zichzelf het beste kon introduceren in een dergelijke omgeving, waar vooral gelovige mensen zitten. ‘Hoe leg ik op heldere wijze uit wat ik als humanist voor iemand kan betekenen? Ik vond, en vind het soms nog steeds moeilijk om er een duidelijk antwoord op te geven.’
Mindfulness
Tijdens haar stage bij Justitie werd zij begeleid door een humanistisch geestelijk begeleider die bezig was met een opleiding mindfulness. Zelf was zij op dat moment ongeveer een jaar bezig zich te verdiepen in het boeddhisme, en in het bijzonder met verschillende vormen van meditatie. Door gesprekken met haar stagebegeleider en door zich meer te verdiepen in meditatievormen en de effecten die ze kunnen hebben op mensen, ontstond bij haar de vraag of meditatie misschien iets kan toevoegen aan het werk van de humanistisch geestelijk verzorger bij Justitie. Onderstaande tekst is en samenvatting van haar masterscriptie.
In gevangenissen en andere justitiële instellingen zitten veel mensen die last hebben van stress, slapeloosheid, piekeren, depressie en andere psychische problemen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat meditatie kan helpen die te verminderen. Elemans zelf ervoer na een langere periode van dagelijks mediteren ook positieve veranderingen, waaronder het gevoel meer ontspannen te zijn, minder stress te ervaren en een betere concentratie. Door deze ervaringen en door het toenemend aantal wetenschappelijke onderzoeken waaruit blijkt wat de positieve effecten van meditatie kunnen zijn op de lichamelijke en geestelijke gezondheid van mensen, besloot zij dat dit het onderwerp zou worden voor haar scriptie.
Elemans richt zich om een aantal redenen op het werkveld van Justitie. Ten eerste vindt zij dat er op de UvH weinig aandacht is voor het humanistisch raadswerk bij Justitie. Het humanistisch geestelijk raadswerk binnen Justitie staat ook onder druk. De humanist heeft plek moeten maken voor collega’s van een andere denominatie, namelijk de imams. Uit inventarisatie van Justitie van een aantal jaren terug bleek dat er in verhouding tot de vraag naar geestelijk bijstand vanuit de gedetineerden te weinig imams in gevangenissen zouden zijn en teveel humanisten. Waardoor kan het werk van humanistisch geestelijk verzorger nieuwe impulsen krijgen, waardoor het wellicht ook interessanter wordt voor gedetineerden. Elemans stelt de invulling van het humanistisch geestelijk werk zoals het nu is niet geheel te willen vervangen door meditatiepraktijken, maar het aanbrengen als aanvulling op het werk. Alleen gesprekken voeren met cliënten over zingeving vindt zij als humanist zijnde niet voldoende.
Aanleiding en motivatie
‘Mindfulness’ en ‘bewust leven’ en ‘mediteren’ leveren op internet miljoenen hits op. Deze begrippen zijn inmiddels niet meer weg te denken uit de Nederlandse samenleving. Er is veel belangstelling voor oosterse tradities. Met name het boeddhisme is populair. Niet alleen vanuit de samenleving is er belangstelling voor spirituele praktijken; ook in de wetenschap is er steeds meer aandacht voor.
Elemans stelt dat het belangrijk is dat professionals in de gezondheidszorg hier bekend mee raken, om zodoende in te kunnen spelen op de vraag vanuit de cliënten en de samenleving als geheel. Deze ontwikkelingen zijn voor het humanisme en de humanistisch geestelijke begeleiders als zijnde professionals ook belangrijk. Binnen het humanisme bestaat er al belangstelling voor spiritualiteit, vanuit de spiritueel georiënteerde humanisten. Echter is het humanisme in het algemeen, en het Humanistisch Verbond in het bijzonder, volgens Elemans nog steeds voornamelijk rationeel georiënteerd. Willen zij de binding met de samenleving en de spiritueel georiënteerde humanisten niet verliezen, dan zal er meer ruimte moeten komen voor spiritualiteit binnen het humanisme. Waardoor de belangstelling van gedetineerden voor de humanistische raadsman mogelijk zal toenemen en het aantal formatieplaatsen van de humanistisch geestelijk begeleider gelijke tred houdt.
Meditatie kan grofweg in twee categorieën worden verdeeld: concentratiemeditatie en aandachtsmeditatie. Een concentratiemeditatie limiteert input van stimuli door de aandacht te leggen op een onveranderde of repetitieve stimulus, bijvoorbeeld een mantra, een voorwerp, kaarslicht. Aandachtsmeditatie brengt de aandacht van de mediterende naar zoveel bewuste mentale activiteit als mogelijk is, een voorbeeld hiervan is vipassana meditatie.
De afgelopen jaren is er vanuit de wetenschap steeds meer onderzoek gedaan naar meditatiepraktijken. Die met name zijn onderzocht op de effecten die ze hebben op gezonde mensen en cliënten in de gezondheidszorg. Uit de onderzoeken blijkt over het algemeen dat de meditatiepraktijken positieve effecten hebben op de doelgroepen. Met name bij psychische klachten zoals depressie, angst, sociale fobie, stress en vermoeidheidsklachten was dit het geval.
Een kritische noot voor wat betreft de inmiddels gepubliceerde studies is volgens Elemans echter wel op zijn plaats: veel onderzoeken naar meditatiepraktijken kampen met tekortkomingen, zoals niet-willekeurig gekozen respondenten of een te kleine steekproefomvang. Het is dus belangrijk dat de wetenschap onderzoek blijft doen waarbij deze tekortkomingen uiteindelijk grotendeels zullen verdwijnen, stelt Elemans.
Omdat het wetenschappelijk onderzoek naar meditatiepraktijken zich nog in een beginstadium bevindt, en er voornamelijk onderzoek is gedaan naar de effecten in klinische setting/gezondheidszorg, is er nog niet veel bekend over de effecten van meditatiepraktijken op de doelgroep gedetineerden. In dit onderzoek is uitgegaan van de hypothese: als uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat meditatiepraktijken positieve effecten kunnen hebben op zowel gezonde mensen, als mensen met psychische en lichamelijke problemen, dan kunnen zij ook een positief effect hebben op gedetineerden. Met de aantekening dat een groot deel van de gedetineerden in Nederland met psychische problemen kampt.
Elemans: ‘Als geestelijk verzorger kom je dus ook in gesprek met gedetineerden die kampen met psychische problemen. De hoofdvraag van dit onderzoek is in hoeverre meditatiepraktijken een meerwaarde kunnen zijn voor de humanist in de geestelijke begeleiding van gedetineerden. Er zijn nog niet veel onderzoeken uitgevoerd, maar de onderzoeken die er wel zijn tonen, evenals de onderzoeken naar de effecten bij gezonde mensen en mensen met psychische of lichamelijke klachten, veelbelovende resultaten die pleiten voor het implementeren van meditatiepraktijken in detentie.’
Positief effect
Elemans stelt dat in ieder geval in vijf van de zes door haar in haar scriptie genoemde meditatiepraktijken die toegepast worden in gevangenissen positieve effecten hebben op het welzijn van gedetineerden. Van de zesde meditatiepraktijk (zen) is binnen deze setting nog te weinig onderzoek gedaan. Een aanzienlijk deel van de gedetineerden in Nederland kampt met problemen, zoals psychiatrische stoornissen, alcohol- en drugsgebruik en verstandelijke beperkingen. Daarnaast is het recidivecijfer in Nederland hoog. Toepassing van meditatiepraktijken kan deze doelgroep volgens haar onder andere helpen bij verbeteringen op het gebied van angst, stress, probleemoplossing, zelfvertrouwen, slaapproblemen, agressie, depressie en middelengebruik.
Elemans gaat in haar scriptie in op de verhouding tussen het humanistisch geestelijk raadswerk en meditatiepraktijken, en meer in het algemeen spiritualiteit. Meditatiepraktijken zijn volgens haar immers spirituele praktijken. Rationele humanisten wijzen spirituele praktijken zoals meditatie af, omdat ze volgens hen niet wetenschappelijk zouden zijn. Het Humanistisch Verbond stond er in het begin ook voor open, en spiritualiteit werd zelfs opgenomen in de definitie van het humanisme. Echter ging zij een steeds rationelere koers varen en de definitie werd aangepast, waarbij de passage over ‘het kosmisch geheel’ werd geschrapt. Spirituele humanisten werden als het ware de mond gesnoerd, stelt Elemans.
Er lijkt een verschuiving te hebben plaatsgevonden binnen het spiritueel humanisme. Daar waar de oudere humanisten het meer zien als een bepaalde levenshouding, heeft de jongere generatie een explicieter beeld van spiritualiteit en spirituele ontwikkeling. Zij heeft hier cursussen en/of opleidingen in gevolgd, boeken over bestudeerd, zijn vertrouwd met oosterse en esoterische spirituele fenomenen (bijvoorbeeld chakra’s, mediteren, channelen) en gaan uit van een onsterfelijke kern in de mens: de ziel. Vooral vanuit het raadswerk is er behoefte aan meer duidelijkheid en openheid ten opzichte van spiritualiteit binnen het humanisme.
Toenemende vraag
De dienst justitiële inrichtingen heeft in 2002 het onderzoeksbureau Katholiek Sociaal Kerkelijk Instituut (KASKI) gevraagd onderzoek te doen naar de organisatie van geestelijke verzorging binnen Justitie. De dienst geestelijke verzorging had in die tijd te maken met bezuinigingen en de toenemende vraag van de gedetineerden naar de islamitisch geestelijk verzorger. De uitkomsten van het onderzoek werden samengebracht in het zogenoemde KASKI-rapport. Centraal in dit rapport stond de vraag: waar hebben gedetineerden behoefte aan? Het onderzoeksbureau beantwoordde deze vraag door middel van het meten van de behoefte aan geestelijke verzorging bij gedetineerden. Een overgrote meerderheid van de gedetineerden bleek geestelijke verzorging belangrijk te vinden. Hierbij werd niet zozeer gevraagd naar behoefte aan specifieke denominaties, maar wel naar de levensbeschouwing van de gedetineerden. Het HV had hier kritiek op, omdat dit voor de humanistisch geestelijke verzorging zou betekenen dat haar aandeel zou dalen van 25 naar 4 procent. Vier procent van de gedetineerden had namelijk aangegeven zichzelf als humanist te beschouwen. De godsdienstige geestelijke verzorging daarentegen ging er wel op vooruit. De humanisten waren het hier niet mee eens, gezien het aandeel buitenkerkelijken in de gevangenissen (een derde van de gedetineerden) en de secularisatie in de samenleving. De uitkomsten van het onderzoek zetten de verhoudingen tussen de denominaties dus op scherp. Er ontstond onenigheid over de verdeelsleutel. Volgens de geestelijke begeleiders van de overige denominaties was het aandeel van de humanisten te groot, en kon het wel wat minder. Hier was het HV het uiteraard niet mee eens. Toch moest er een nieuwe verdeling komen, vanwege de toenemende vraag naar de islamitisch geestelijk verzorging.
Herverdeling
In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie verscheen in 2010 het onderzoek ‘Geestelijke verzorging in detentie. Visie van ingeslotenen op behoefte en aanbod’ van het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het UMC St Radboud. Naar aanleiding van dit onderzoek werd door toenmalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven een herverdeling gemaakt. Het aandeel van de humanisten slonk tot zo’n 10 procent, wat inhield dat zij ruim 30 procent inleverden ten gunste van de godsdienstige geestelijke verzorging.
Elemans: ‘Tijdens mijn stage heb ik mij meer dan eens afgevraagd in hoeverre de cliënt nog centraal stond binnen deze denominatiestrijd. De indruk ontstond bij mij dat de humanisten zich niet helemaal vrij voelden in het uitvoeren van hun werkzaamheden, omdat ze zich dan op het ‘terrein’ van andere denominaties zouden begeven. In een omgeving waar veel gedetineerden gelovig zijn is dat natuurlijk al snel het geval. Ik vroeg mij daarom af: waarom zou een gedetineerde niet af en toe eens met een geestelijk verzorger van een andere denominatie kunnen praten? Er zullen vast cliënten zijn die juist af en toe behoefte hebben om te praten met een geestelijk begeleider van een andere levensbeschouwing of ander geloof, bijvoorbeeld over onderwerpen die binnen hun eigen geloof of levensbeschouwing gevoelig liggen. De hulpbehoevende mag niet de dupe worden van een onderlinge strijd tussen geestelijk begeleiders van de verschillende denominaties.’
Volgens onderzoeker Van IJssel- aangehaald in de scriptie, is het raadswerk per definitie spiritueel. De betrokkenheid van humanisten op spiritualiteit als een ervaring en besef van verbondenheid, of eenheid. Het menselijke vermogen tot voelen is hierbij belangrijker dan het vermogen tot denken. Deze ervaringen worden dan omschreven als ‘contact met een andere – diepere, hogere dimensie en/of andere – meer betekenisvolle en zinvollere – werkelijkheid’ dat mensen aanzet tot zelfontplooiing.
Een wezenlijk kenmerk van humanistisch geestelijk begeleiding is volgens Van IJssel dat het geen doelgerichte praktijk is. Er is geen behandelplan of indicatie. Het is een presentiepraktijk: de relatie tussen de cliënt en de raadswerker staat centraal, in plaats van een interventiepraktijk die gericht is op het oplossen van een bepaald probleem. Toch is raadswerk geen doelloos handelen. Volgens Van Praag (in Van IJssel, 2007) zijn ontplooiing van mens-zijn en het activeren van krachten die de cliënt in staat stelt zelfstandig een levensvisie te hanteren belangrijk in het raadswerk.
Er is nog niet veel bekend over het gebruik van meditatiepraktijken binnen het humanistisch geestelijk raadswerk. Bij spiritueel georiënteerde humanisten is er weinig openheid over dit onderwerp, hun terughoudendheid komt voort uit angst voor scheve gezichten.
Het toepassen van meditatiepraktijken om cliënten te begeleiden en bij te staan zou een manier kunnen zijn om de inhoud van het beroep van humanistisch geestelijk verzorger te ontwikkelen en versterken. Daarnaast zou de humanist volgens Elemans meer moeten gaan samenwerken met andere denominaties, meest voor de hand liggend de boeddhist, maar ook binnen de christelijke denominaties zijn er geestelijk verzorgers die meditatietechnieken toepassen in hun werk.
Mee moeten in tijd
Elemans: ‘Daarnaast is de Nederlandse maatschappij de afgelopen jaren steeds meer interesse gaan tonen in de oosterse filosofieën en oosterse spiritualiteit. Het humanisme zou hierin als het ware mee moeten gaan met haar tijd. Ik ben van mening dat het de cliënten en de dienst geestelijke verzorging bij Justitie, en ook in andere werkvelden van de humanist ten goede zal komen als geestelijk begeleiders van verschillende denominaties meer samenwerken. Door samen te werken verbreed je je horizon als geestelijk begeleider, je leert van elkaar en je hebt meer te bieden aan cliënten. Deze kunnen op hun beurt weer beter kiezen welke hulp aansluit bij hun behoeftes. Uit het onderzoek ‘Geestelijke verzorging in detentie. Visie van ingeslotenen op behoefte en aanbod’ van het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg blijkt dat de geboden zorg van de denominaties niet altijd aansluit op de behoeften van de gedetineerden. Daar waar de gb-ers het vooral belangrijk vinden gesprekken te voeren over religieuze en spirituele beleving, hebben gedetineerden vaak behoefte aan het leren van coping strategieën. (In de psychologie gebruikt men de term “coping” als het gaat om het reageren op een probleem, een conflict of een stressvolle situatie.) Het beoefenen van meditatie in individuele- en/of groepsgesprekken en het meegegeven van meditatieoefeningen door gb-ers sluiten hier op aan.
Door meditatie te introduceren bij gedetineerden geef je ze iets mee- coping strategieën waar vanuit de gedetineerden zo’n behoefte aan is; waar ze ook na hun detentie wat aan kunnen hebben, bijvoorbeeld door zich aan te sluiten bij meditatiegroepen of door cursussen te gaan volgen bij meditatiecentra. Het is misschien lastig voor de humanist om nazorg te leveren aan ex-gedetineerden, maar het introduceren van een meditatiegroep of cursus sluit dan mooi aan bij wat de ex-gedetineerde heeft geleerd tijdens de gesprekken. Het lijkt mij een vloeiendere overgang dan wanneer je ze aan een andere instantie overdraagt, en ze als het ware weer van voren af aan kunnen beginnen met de begeleiding.’
Geen god
Spiritualiteit als levenshouding of grondhouding wordt het meest in verband gebracht met het humanistisch geestelijk werk. Met name het boeddhisme, bij uitstek een spirituele levensbeschouwing, krijgt veel belangstelling. Wat is de relatie? Het boeddhisme gaat niet uit van het bestaan van een god. Daarnaast heeft het grote betekenis voor het humanisme in de ervaringen die zijn opgebouwd uit het cultiveren van een lichamelijk doorleefde geesteshouding, dat bestaat uit kritische zelfanalyse en persoonlijke vorming. Het moderne wetenschappelijke wereldbeeld lijkt ook goed overeen te komen met (voornamelijk de theravada) boeddhistische meditatiepraktijken, waarbij aandacht voor de mens en zijn ontplooiingsmogelijkheden centraal staan. Dit is ook binnen het humanisme een belangrijk punt. Voor zowel het boeddhisme als het humanisme geldt dat de mens het onderwerp is van onderzoek en praktijk. Zelfonderzoek staat centraal. Daarnaast zijn er diepgaande verschillen in mensbeelden. Van belang binnen het boeddhisme is het onthechtende aspect dat openheid, niet ik-gericht zijn en verwondering omvat. Dit zijn echter ook termen die in de humanistische literatuur terug te vinden zijn.
Humanisten beperken zich dus niet alleen tot humanistische bronnen. De boeddhistische leraar Han de Wit heeft in 2000 een artikel gepubliceerd over de verhouding tussen het boeddhisme en het humanisme: ‘Boeddhisme als spiritueel humanisme’. Het boeddhisme richt zich volgens De Wit op de mens en het menselijke bestaan, zoals zich dat hier en nu aan levende mensen voordoet.’ Zowel bij het humanisme als bij het boeddhisme staan de mens, en niet God centraal. Ook het boeddhistische wereldbeeld komt overeen met het naturalistische wereldbeeld van het humanisme zoals die in de Verlichting vorm heeft gekregen: de wereld heeft geen bovennatuurlijke oorsprong, maar is zelf-organiserend, niet geschapen.
Volgens De Wit ervaart de humanist zijn relatieve werkelijkheid zoals ze is: relatief aan de eigen geest. Dit is voor hem de ervaring van de absolute werkelijkheid. De relatieve werkelijkheid is transparant geworden, leeg van werkelijkheid. De mens leeft nu niet langer in zijn eigen werkelijkheidsconstructie, maar kan zelf een relatieve werkelijkheid scheppen, doordrongen van liefdevolle toewijding en compassie. Dit is dezelfde werkelijkheid als de natuurlijke werkelijkheid van de Boeddha’s
Rationaliteit
De ratio, het redelijke denken, is binnen het humanisme heel belangrijk. Het moderne humanisme ziet de ratio, het intellectuele vermogen tot analyse en het zien van verbanden, als instrument om humaniteit te cultiveren. De ratio wordt gebruikt als instrument om de bovennatuurlijke werkelijkheid van het christendom als illusie te ontmaskeren. Hiermee zet het humanisme zich af tegen religieuze benaderingen, die naast de waarde ook de beperktheid van de ratio benadrukken.
Weer terug naar de kernvraag: hoe kan de toekomst van het humanisme er nu uit gaan zien, voor wat betreft de verhouding die ze heeft met spiritualiteit.
Geestelijke begeleiding wordt gezien als spiritueel beroep. Er is dus vanuit een deel van de humanisten behoefte aan ruimte hiervoor. Ook passen meditatiepraktijken binnen het humanistisch geestelijk raadswerk, als je ze wetenschappelijk en rationeel benadert. De effecten die ze hebben sluiten voor een groot deel aan bij de kerndoelen van de hgb-er, zoals beschreven in de Beroepsstandaard humanistisch geestelijke begeleiding. Daarnaast staat de humanistisch geestelijke begeleiding bij Justitie onder druk, omdat een groot aantal van de werkplekken van de humanist zijn komen te vervallen. Dit pleit voor herbezinning vanuit het humanisme. Het humanisme vaart steeds meer een spirituele koers, met de jonge generatie humanisten voorop. Deze jonge generatie heeft vaak affiniteit en ervaring met spirituele levensbeschouwingen en praktijken. Met name het boeddhisme krijgt veel belangstelling. De toekomst van het humanisme ligt in handen van beide groepen, zowel de rationele als de spirituele humanisten, waarbij voor de jonge generatie misschien wel de grootste rol is weggelegd. De rationele en spirituele humanisten zullen nader tot elkaar moeten zien te komen, en spiritualiteit zal binnen het humanisme meer naar de voorgrond gehaald moeten worden.
De meerwaarde van meditatiepraktijken voor de humanistisch geestelijke begeleiding binnen Justitie is dus dat meditatie gebruikt kan worden als methode voor de humanist om gedetineerden (en ex-gedetineerden) met psychische problemen te begeleiden. Daarnaast kunnen meditatieoefeningen de hgb-er ondersteunen bij de begeleiding van gedetineerden in het algemeen, voor wat betreft het vinden van antwoorden op zingevings- en levensbeschouwelijke vragen en het vergroten van hun geestelijke weerbaarheid. Ten slotte helpen meditatiepraktijen de humanistisch geestelijk begeleider zelf ook verder bij zijn persoonlijke ontwikkeling.
Hier is een belangrijke rol weggelegd voor de UvH: de jonge generatie humanisten heeft vaak al ervaring met spirituele praktijken, maar het zou goed zijn om meditatie op te nemen in het onderwijsprogramma, zodat de aankomende humanistisch geestelijk begeleiders meer handvatten aangereikt krijgen voor hun toekomstige werk in het bijzonder bij Justitie. Daarnaast zou het het werkveld van Justitie ook meer onder de aandacht kunnen brengen op de UvH, waar het nu nog een ondergeschoven kindje is.
Ten slotte is er nog de vraag in hoeverre spirituele praktijken zoals meditatie zomaar uit hun traditionele context gehaald kunnen worden. Daarnaast zijn binnen Justitie ook boeddhistisch geestelijk verzorgers aanwezig. Je zou dus kunnen zeggen dat gedetineerden ook bij de boeddhist terecht kunnen voor meditatieoefeningen. Elemans: ‘Mijns inziens is het juist goed om meditatieoefeningen te implementeren in het humanistisch raadswerk, en ze dus los te zien van hun traditie. Ten eerste laat wetenschappelijk onderzoek zien dat het mogelijk is om te profiteren van positieve effecten van meditatie, los van de traditie. Ten tweede zou het de stap voor gedetineerden die meditatie zweverig vinden kleiner kunnen maken om hier toch mee te gaan oefenen, omdat de humanist ze meer inzet als een techniek die ze helpt hun geest te trainen, zoals ze ook hun lichaam trainen door middel van sport.’