De Britse psychotherapeut Rob Preece, specialist in het raakvlak tussen het Tibetaans boeddhisme en Jungiaanse psychologie, spreekt zich in een artikel in Lion’s Roar uit over de relatie student en boeddhistisch leraar. Daar is momenteel veel over te doen, zoals de beschuldigingen van misbruik tegen Sogyal Lakar. Preece schetst zijn eigen ervaringen vanaf 1973, toen hij zich te midden van een groep jonge westerlingen in een meditatieruimte in een klein Tibetaans boeddhistisch klooster in de buurt van Kathmandu, Nepal, bevond. Preece werd meteen geboeid door de aanwezigheid en speelse humor van de boeddhistische leraar. Hij beschouwde deze man als essentieel in zijn geestelijk leven. Hij werd zijn goeroe.
Deze tekst is een samenvatting van het artikel van Preece. Zoals zoveel westerlingen voelde Preece zich in die jaren enigszins spiritueel verloren en emotioneel zeer gewond. Hij geloofde en vertrouwde dat deze Tibetaanse lama betekenis en richting in zijn leven zou geven, zodat zijn gevoel van eigenwaarde zou toenemen. Hij beschrijft zijn relatie met zijn goeroe als een enorme emotionele investering. Verwant aan verliefd worden, een romantische kijk op de situatie wat betreft de kwaliteiten van de leraar.
Wanneer hij een Jungiaanse psychologische visie op deze relatie toepast, ziet Preece dat hij zijn eigen beeld van een hoger zelf op deze leraar projecteerde. Hem de rol toebedeeld van de ideale ouder waarnaar hij zo innig verlangde. Preece wisselde zijn eigen persoonlijkheid -autoriteit en kennis- in. Zijn onderworpenheid –en verblinding- werd ook gevoed door de boeddhistische leer, om de goeroe als een Boeddha te zien, een perfect wezen. In zijn idealisme werd hij verblind om het menselijk feilen van zijn leraar te zien. ‘Ik kreeg zelfs te horen dat het noemen van gebreken van de goeroe of het bekritiseren van hem, tot vreselijke lijden leiden zou. Achteraf zie ik hoe ik vast zat in de val van een geloofssysteem.’
‘Het gevaar van een geïdealiseerde toewijding aan een leraar is dat we vertrouwen dat hij of zij volledig integer zal zijn en geen persoonlijke agenda heeft. Ik ben gelukkig dat dit bij de meeste van mijn eigen leraren daadwerkelijk het geval is geweest. Maar wat gebeurt er als we ontdekken dat de leraar menselijk is, problemen, gebreken, en/of behoeften heeft? Zien we dat als crazy wisdom, hij is immers een Boeddha. Of zetten we die gevoelens aan de kant.
In de veertig jaar dat ik actief ben in de boeddhistische wereld, is het duidelijk geworden dat, hoewel er enkele buitengewone integere leraren zijn, leraren zelden of nooit onberispelijk zijn. Zij kunnen buitengewone diepten van inzicht hebben, maar ook fouten maken en zich soms slecht gedragen. Als psychotherapeut zou ik nog verder gaan en zelfs suggereren dat een paar van hen daadwerkelijk aanzienlijke psychologische problemen hebben. De verheven, bijna goddelijke status van bepaalde leraren als vleesgeworden lama’s, en de manier waarop, kan zelfs egocentrisch of narcistisch genoemd worden. Dit kan soms leiden tot het pesten en zelfs wreed en beledigend gedrag van studenten. Het gaat dan niet aan om dit te negeren of gewoon mee om te gaan of te zeggen te zeggen: ‘het is mijn onwetendheid; de leraar is perfect.’
Deze dynamiek kan leiden tot een soort masochistisch intoxicatie van het misbruik gedrag door een leraar, dit te rechtvaardigen als iets dat deel uit maakt van zijn of haar pad. Ik ben soms geschokt als ik studenten hoor beschrijven hoe zij de kritiek, het pesten, de manier waarop zij worden behandeld wordt beschouwd als een noodzakelijk onderdeel van de vernietiging van het ego. Dit weerspiegelt zo vaak het narcisme van de leraar in plaats van het leiden (naar verlichting).
Helaas, onvoorwaardelijke toewijding aan leraren bestaat. De meerderheid van de leraren is integer, er zijn er een paar die zich niet zo gedragen, niet vakkundig zijn en waarvan hun studenten uiterst kwetsbaar zijn en door hen worden misbruikt. Daarom is het noodzakelijk dat we wakker worden en niet worden verleid door charismatische leraren en onze eigen behoefte te idealiseren. In onze toewijding aan een leraar kunnen wij een sterk gevoel van respect, waardering, en inderdaad houden van hebben, maar niet op een manier die ze onfeilbaar maakt.
Wij moeten onderscheidingsvermogen (koesteren) dat herkent wanneer dingen niet aanvaardbaar zijn. Als dat tot ontgoocheling leidt, moet dat maar. In ieder geval zal dat leiden tot een realistischer en echte relatie.
Misschien wel de meest cruciale kwestie die zich in relatie met een leraar voordoet is de mogelijkheid van het overschrijden van grenzen. Ik heb in mijn werk als therapeut en mentor van studenten ondervonden dat er geen kritiek op een leraar mogelijk was en zij niemand in hun gemeenschap hebben om daarover te praten. Of dat de gemeenschap het niet wil weten.
Onze leraren moeten duidelijke grenzen stellen rond hun emotionele en fysieke gedrag, zodat het niet schadelijk is voor studenten. Soms kunnen leraren die uit het Oosten afkomstig, uit de Thaise, Japanse of Tibetaanse cultuur zijn, niet begrijpen hoe hun gedrag in het Westen overkomt. Ze zijn dan hier aangewezen op hun persoonlijke integriteit. Als die ontbreekt kan dat leiden tot een eigen regelgeving: een leraar wordt een almachtig ouder wiens behoeften en wensen voorop staan.
Door de jaren heen is het een voorrecht geweest om te worden onderwezen door enkele buitengewone Tibetaanse lama’s en om te oefenen wat ze mij hebben gegeven. Zij zijn de houders van een van de meest diepgaande paden naar wijsheid die ooit heeft bestaan. Zij hebben dit naar het Westen gebracht, in de hoop dat we kunnen profiteren van hun kennis en dat zelf kunnen ervaren.
Ik begin ook te erkennen dat we meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor onze rol in de integratie van het boeddhisme in het Westen. Dit betekent ook het nemen van meer verantwoordelijkheid in onze relatie tot onze leraren. Wij kunnen onze leerkrachten vertrouwen en onze toewijding uitspreken naar hen, maar als het mis gaat, dan is het aan ons studenten verantwoordelijkheid te nemen hoe wij reageren. Ethisch en verantwoordelijk daar mee om te gaan als onze leraren dat niet doen.’
Cassandra zegt
Ok, het is aan de zoekende leerling die een mens tot leraar maakt, maar het is aan de leraar om met dit meesterdiscours ethisch om te gaan en dit kan door gewoon een morele mens te zijn.