De nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bedreigt de journalistiek. Daar waar de overheid aan de ene kant met de Wet op de bronbescherming het onder andere journalisten mogelijk maakt hun bronnen te beschermen, haalt diezelfde overheid dat met de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten keihard onderuit. Betogen het Genootschap van Hoofdredacteuren, de NVJ en Free Press Unlimited.
De Pentagon Papers, Watergate, de Panama papers, Abu Ghraib. Gebeurtenissen en verhalen die journalisten naar buiten brachten, waardoor overheden verantwoording moesten afleggen over hun doen en laten. Dat hadden ze liever niet gedaan. Verhalen die verteld moeten worden. In een open, democratische samenleving, waarin kan worden bericht over corruptie, geweld en machtsmisbruik en de schuldigen verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden. Daarom hebben we een vrije pers.
Al die verhalen konden alleen tot stand komen, omdat journalisten gedurende lange tijd, in alle stilte, konden werken met informatie van openbare en anonieme bronnen. Het behoeft geen betoog dat juist dit de verhalen zijn waar overheden en inlichtingendiensten graag in de onderzoeksfase mee willen lezen, zodat ze bronnen kunnen beïnvloeden en eigen belangen en reputaties kunnen beschermen.
Het illustreert hoe noodzakelijk het is dat journalisten kunnen vertrouwen op het recht op bronbescherming. Zonder dat recht zullen bronnen afzien van contacten met media en blijven verhalen verborgen, die in een democratische samenleving wel verteld moeten worden.
De nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bedreigt dit uitgangspunt in ernstige mate. In het voorliggende wetsvoorstel wordt weliswaar gezegd dat bronbescherming een essentiële waarde is in onze democratie en dat een zware toets voor de inzet van bevoegdheden die bronbescherming kunnen schenden gerechtvaardigd is (via de Rechtbank Den Haag). Maar tegelijkertijd krijgt de overheid onder het mom van ‘onderzoeksopdrachtgerichte’ interceptie de mogelijkheid een sleepnet door dataverkeer te halen.
Dat betekent dat alle gegevens, die als ‘bijvangst’ met het sleepnet naar binnen zijn gehaald en die naar een bron kunnen leiden, niet zijn beschermd in de wet. Hier verdwijnt de bronbescherming via de achterdeur!
Opvallend in het wetsvoorstel is het meten met twee maten. Voor advocaten geldt een uitzonderingspositie, maar voor journalisten niet.
De uitzonderingspositie van advocaten wordt erkend in het nieuwe wetsvoorstel, zodat advocaten niet worden belemmerd in hun communicatie (gesprekken, brieven, telefoon, digitale data) met verdachten. Gegevens die betrekking hebben op de vertrouwelijke communicatie tussen een advocaat en diens cliënt moeten terstond vernietigd worden.
Waarom is niet eenzelfde regeling opgenomen voor journalisten?
Journalisten praten met iedereen, welgevallige en onwelgevallige mensen en organisaties, om verborgen waarheden te onthullen. Daarom zijn journalisten bij uitstek doelwit van inlichtingendiensten. We weten inmiddels uit publiek bekende zaken dat de Nederlandse veiligheidsdiensten journalisten heel bewust als doelwit hebben gekozen.
Toen De Telegraaf in 2006 publiceerde over ‘AIVD-geheimen bij de drugsmaffia’ ging de AIVD over tot het afluisteren en volgen van de direct betrokken journalisten. Deze kwestie leidde tot een veroordeling van Nederland door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in 2012. En toen De Telegraaf in 2009 publiceerde dat de ‘AIVD faalde rond Irak’ ging de AIVD wederom over tot het afluisteren van de betrokken journalisten in de hoop hun bronnen te achterhalen. De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten oordeelde achteraf dat deze aanpak niet proportioneel was, maar toen had de AIVD al voldoende informatie vergaard. Deze kwestie is inmiddels aan het EHRM voorgelegd.
Ondanks ernstige twijfels van de Raad van State en meer dan 1100 verontruste burgers en organisaties heeft de regering de meeste kritiek naast zich neergelegd. Dat we in een tijd leven met dreiging en terreur valt niet te ontkennen, maar bevoegdheden toekennen aan overheidsdiensten, die gemakkelijk naar journalistieke bronnen kunnen leiden, tast de fundamenten van onze rechtsstaat aan. Het systeem dient dusdanig te werken dat alleen in gevallen waarin een rechter oordeelt dat het belang van de diensten zwaarder weegt dan het belang van bronbescherming hier een uitzondering op kan worden gemaakt.
Wij vragen de Tweede en Eerste Kamer op te komen voor de kern van journalistieke vrijheid in een democratische samenleving.
Thomas Bruning, Algemeen secretaris van de NVJ
Marcel Gelauff, Voorzitter genootschap van hoofdredacteuren
Otto Volgenant, Voorzitter Studiecommissie Journalistieke Bronbescherming
Leon Willems, Directeur Free Press Unlimited