China, Rusland en Saoedi-Arabië zijn gisteren als lid toegelaten van de United Nations Human Rights Counsil ( de raad van de rechten van de mens) van de Verenigde Naties. Dat gebeurde ondanks de protesten wereldwijd van mensenrechtenorganisaties, die menen dat deze landen niet geschikt zijn om op te treden als waakhond voor het respecteren van mensenrechten.
Zo ligt bijvoorbeeld China onder vuur vanwege de situatie in het door haar bezette Tibet, waar vrijwel dagelijks en aan de lopende band mensenrechten worden geschonden.
In de drie landen die zijn toegetreden willen onafhankelijk VN-onderzoekers zich zelfs op de hoogte stellen van het schenden van de mensenrechten, zo meldt de in New York gevestigde Human Rights Watch. Maar de onderzoekers krijgen niet of nauwelijks toegang.
De raad heeft de bevoegdheid om zo’n onderzoek in te laten stellen om daar inzicht te krijgen in de mate van het schenden van mensenrechten, zoals door marteling, de vrijheid van meningsuiting of het recht op gezondheid. Thor Halvorssen, voorzitter van de in New York gevestigde Human Rights Foundation, is van mening dat zetels in de raad alleen moeten worden ingenomen door landen die zich aan de normen van de raad houden, omdat leden de macht hebben om onderzoeken naar de schendingen in hun eigen land te blokkeren.
Rusland staat op de 176ste plaats op een lijst van196 van de door Freedom House 2013 onderzochte landen op het gebied van persvrijheid. China staat op de 179ste en Saoedi-Arabië op de 182ste van deze lijst.
Bron Bloomberg.