De Nationale Ombudsman is ontstemd over de handelswijze van de politie en het Openbaar Ministerie (OM) bij de arrestatie van Volkskrant-journalist Mac van Dinther bij een klimaatdemonstratie in Den Haag in oktober 2021. Met de arrestatie heeft de politie het recht op vrije nieuwsgaring en persoonlijke vrijheid geschonden, aldus de ombudsman.
Bij de demonstratie waren politieagenten bezig om de demonstranten, die zich vastgeketend hadden, te verwijderen. Journalist Van Dinther bevond zich op circa één meter van de agenten. Een politieagent verzocht hem meerdere keren om meer afstand te bewaren omdat de agenten ‘werkruimte en privacy’ nodig hadden, aldus het proces-verbaal.
De journalist weigerde dat, omdat hij met zijn perskaart ‘mocht gaan en staan waar hij maar wilde’. Een agent waarschuwde de journalist daarop dat hij zou worden aangehouden voor belemmering als hij niet meer afstand zou bewaren. In een woordenwisseling beet Van Dinther de agent toe dat hij zich als een ‘klein kind’ gedroeg. Daarop werd hij aangehouden voor belemmering én belediging.
Die aanhouding was rechtmatig, oordeelde het OM later in de sepotbeslissing. De politie had weliswaar anders kunnen handelen door Van Dinther ‘(tijdelijk) de toegang tot het afgezette gebied te ontzeggen’, maar dat betekende niet dat de journalist volgens het OM ‘niet had mogen worden aangehouden’.
Tegenover de ombudsman schreef het OM later dat ‘het optreden van de politie in de situatie ongepast was’ maar dat de aanhouding op zichzelf niet onrechtmatig was. Na een klacht van Van Dinther bij de klachtencommissie van de politie oordeelde de politiechef dat zijn klachten ongegrond waren. Hij was het wel eens dat ‘de politie te weinig rekening hield met de bijzondere positie van de journalist’.
Naar aanleiding van diezelfde klacht heeft de politie volgens eigen zeggen intern enkele ‘structurele veranderingen’ toegepast, waaronder een presentatie over de rechten en plichten van journalisten bij afgestudeerde agenten aan de politieacademie. Bij grote demonstraties worden agenten ‘gebriefd over de omgang met media’ en wordt de politieperskaart ‘minimaal een keer per jaar onder de aandacht gebracht via een bericht op intranet en een nieuwsbrief’.
Van Dinther stelt tegenover de ombudsman dat hij een demonstrant van pijn hoorde schreeuwen en daar verslag van wilde doen, waardoor hij voorbij het afzetlint wilde komen. Een agent vroeg hem ‘op agressieve toon’ wat hij aan het doen was, waarna hij ‘op meters afstand’ van de agenten verslag deed. Na de aanwijzing dat de agenten meer ruimte nodig hadden stak hij de straat over. Volgens Van Dinther heeft hij de politie ‘op geen enkel moment gehinderd’ en hadden de agenten voldoende ruimte om hun werk te doen.
Politie en het OM blijven erbij dat de aanhouding rechtmatig was. En door te erkennen dat er ‘andere, minder ingrijpende mogelijkheden’ waren dan een arrestatie kunnen de politie en het OM ‘niet anders dan concluderen dat de aanhouding niet proportioneel was’, aldus de ombudsman. ‘Door zijn aanhouding is het de journalist onmogelijk gemaakt om (verder) verslag te doen van de demonstratie’, concludeert de ombudsman in zijn onderzoek. ‘Met zijn aanhouding is zijn recht op vrije nieuwsgaring dan ook beperkt.’