Recente aanvallen tegen de Rohingya’s in het Westen van Birma (Myanmar) zijn volgens deskundigen erger dan in 2017, toen honderdduizenden van de moslimminderheid naar buurland Bangladesh vluchtten, en vormen een tweede golf van genocide.
De Verenigde Staten zeiden in 2022 dat de aanvallen van het leger van Birma tegen Rohingya burgers in 2017 een ‘genocide’ waren, maar de gewelddadige aanvallen zijn doorgegaan nu de militaire junta van het land en het rebellenleger Arakan strijden om de controle over belangrijke steden in de deelstaat Rakhine.
Het Arakanleger evacueerde deze week 13.000 Rohingya’s uit de stad Maungdaw, nadat het de controle over het grootste deel ervan had opgeëist in gevechten die deel uitmaken van een bredere burgeroorlog in Birma. Ongeveer 1 miljoen Rohingya’s leven al in gevangenisachtige vluchtelingenkampen in Bangladesh.
Tijdens een briefing van het Simon-Skjodt Center for the Prevention of Genocide in het U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington zei Wai Wai Nu, de directeur van het Women’s Peace Network in Myanmar, dat het aantal Rohingya’s in Birma gestaag afneemt.
De steden Maungdaw en het nabijgelegen Buthidaung zijn de twee centra van het leven van de Rohingya’s in Birma met de meeste inwoners van de minderheid en de centra van hun cultuur en geschiedenis. Zelfs nadat 90% van de Rohingya-bevolking in de twee steden na de aanvallen van 2017 naar binnenlandse ontheemdenkampen in Birma of naar Bangladesh was gevlucht.