Nederlanders zijn in hun ideeën over de veehouderij veel radicaler dan te verwachten valt, gezien hun nog altijd hoge vleesconsumptie. Een substantiële minderheid van 28% droomt zelfs van een toekomst waarin geen dieren meer voor voedsel worden gebruikt. Dit blijkt uit onderzoek van Kieskompas in samenwerking met de Vrije Universiteit, in opdracht van ProVeg Nederland.
De belangrijkste resultaten uit het onderzoek:
- De meeste Nederlanders (72%) vinden dat we minder dieren moeten eten. Dit geldt ook voor ongeveer de helft van de mensen die zichzelf als ‘rechts’ of ‘conservatief’ omschrijven.
- Ruim 4 op de 5 Nederlanders zegt ongemak te voelen bij de manier waarop dieren worden gebruikt in de voedingsindustrie.
- Ruim een kwart (28%) van de Nederlanders hoopt dat we ooit helemaal geen dieren meer zullen gebruiken als voedsel. Bij jongeren (31%) en 65-plussers (33%) ligt dit percentage nog hoger.
- Iets minder dan een kwart (23%) verwacht ook dat we binnen een eeuw in Nederland geen dieren meer als voedsel zullen gebruiken. Bijvoorbeeld doordat plantaardige alternatieven (verwachting van een kwart) of kweekvlees (een derde) vlees overbodig zullen maken. Van de jongeren gelooft zelfs de helft dat kweekvlees dierlijk vlees overbodig zal maken.
- Bijna de helft (42%) vindt dat dieren het recht hebben om niet als voedsel gebruikt te worden. Een kwart (26%) vindt juist dat dieren ondergeschikt zijn aan mensen. Deze overtuiging blijkt vooral te leven bij protestants-christelijken. Bij andere geloofs- of bevolkingsgroepen komt die veel minder voor.
- 1 op de 5 Nederlanders is er voorstander van om slachthuizen te verbieden. 13% wil een overheidsverbod op de gehele veehouderij. 60% wil een verbod op de huidige intensieve veehouderij (bio-industrie).
Voor het onderzoek vroeg Kieskompas 8.575 Nederlanders naar hun mening over het gebruik van dieren voor voedsel en de toekomst van onze vleesconsumptie. De resultaten zijn representatief voor de Nederlandse bevolking en gewogen naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, etniciteit en politieke voorkeur.
Pablo Moleman van ProVeg Nederland is verrast door de resultaten: ‘We blijken in Nederland veel veganistischer te zijn dan je zou denken. Misschien nog niet in ons eetgedrag, maar wel in onze diepere overtuigingen over het gebruik van dieren. Bijna de helft van de Nederlanders onderschrijft het idee dat je dieren niet als voedsel zou mogen gebruiken. Dat is toch zo’n beetje de essentie van het veganisme en die mening wordt kennelijk veel breder gedeeld dan de ruim één procent van de bevolking die zichzelf veganist noemt. Veganisten hebben dus niet per se radicalere ideeën dan andere mensen, maar ze verbinden er wel meer consequenties aan. Je zou ook kunnen zeggen: we denken veel veganistischer dan we zijn.’
Breed draagvlak voor eiwittransitie
Het veganistische gedachtegoed mag dan breder leven dan gedacht, de meerderheid van de Nederlanders eet nog altijd graag vlees. Wel lijkt er een brede consensus te zijn, van jong tot oud en van links tot rechts, dat de vleesconsumptie omlaag moet. Er bestaat kennelijk een breed maatschappelijk draagvlak voor de eiwittransitie: het eten van meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten. Ook vindt een meerderheid dat de intensieve veehouderij moet worden afgeschaft. Hans Dagevos, senior scientist bij Wageningen UR, reageert op het rapport:
‘De veehouderij en het vleesverlangen van consumenten zijn beide sterk vertegenwoordigd in Nederland. Maar tegelijkertijd versterken de resultaten van deze studie het beeld dat veel Nederlanders ondersteuning geven aan het minder ‘vleesrijk’ maken van onze voedselproductie en -consumptie. De eiwittransitie heeft, kortom, maatschappelijk draagvlak. De nieuwe minister van Landbouw mag dergelijke signalen meenemen als hij zijn beleidslijnen gaat uitzetten de komende tijd.’
Aanloop naar een maatschappelijke omslag
Hoe verrassend ze op het eerste gezicht ook lijken, de bevindingen van het Kieskompas-onderzoek sluiten aan bij eerdere studies. Zo onderzochten de Wageningse onderzoekers Cor van der Weele en Clemens Driessen in 2019 in opdracht van de regering hoe Nederlanders denken over kweekvlees. In hun studie beschrijven zij hoe in focusgroepen steeds twijfels over de keerzijden van vlees naar boven kwamen die zich ‘onder de oppervlakte’ bevinden in de samenleving. Hoewel de deelnemers erkenden zelf nauwelijks hun individuele gedrag veranderd te hebben, gaven zij aan hierbij hulp van buitenaf nodig te hebben. Zij verwachtten en hoopten expliciet op collectieve vormen van verandering op het gebied van vlees. Dit gold het sterkst voor oudere deelnemers, die ook in het Kieskompas-onderzoek opvallend ‘radicaal’ antwoordden. Professor Van der Weele reageert ook op het Kieskompas-onderzoek:
‘Het suggereert dat de vanzelfsprekendheid van vlees al erg is verminderd, onder een breed deel van de bevolking. Dat je dat aan de consumptiecijfers nog niet erg ziet heeft zeker te maken met wat het Kieskompas-onderzoek ook laat zien: dat mensen nog steeds ook redenen hebben om wel vlees te eten. Door die ambivalenties zie je niet meteen veranderingen, maar in transitietermen valt de situatie te zien als teken van een aanloop naar een omslag.’
Veehouders met morele dilemma’s
Een recent onderzoek van Van der Weele laat daarnaast zien dat zelfs onder veehouders sprake is van toenemende morele zorgen als het gaat om het houden van dieren voor voedsel. Dit bleek uit interviews die zij afnam bij boeren. Openlijk wordt hier echter niet veel over gesproken, omdat veel boeren dit ervaren als een vorm van verraad, zo stelt zij in de studie The Farmers’ Dilemma. Van der Weele: ‘Dat de bezorgdheid in het dagelijks leven nog voor een flink deel onder de oppervlakte verborgen blijft kwam ook naar boven in onderzoek met boeren. Dat ging over de vraag of kweekvlees misschien een kans voor hen zou kunnen zijn, in plaats van een bedreiging. Ook onder boeren neemt de twijfel toe over de huidige veehouderij. Het gespannen en gepolariseerde klimaat onder boeren naar aanleiding van de stikstofdiscussie kwam naar voren als één van de redenen dat we nog niet veel over die twijfels horen.’