Monniken Tibetaans boeddhisme bang voor de dood en egoistisch

Boeddhistische kloosterlingen uit de boeddhistische Tibetaanse traditie hebben een bovengemiddelde angst voor dood. Dat blijkt uit een studie van diverse wetenschappers waarvan het resultaat onlangs gepubliceerd is in het tijdschrift Cognitive Science. De onderzoekers, verbonden aan onder andere de Harvard Divinity School and the Central University for Tibetan Studies, onderzochten de angst voor de dood onder leden van verschillende religieuze groepen. Zoals niet-religieuze westerlingen, hindoes, christenen, Tibetanen, en de populatie in kloosters in Bhutan en Tibet.

De onderzoekers waren verrast over de uitkomst. In de christelijke traditie is de ziel is onafhankelijk van het lichaam en bestaat in een onstoffelijke staat in het hiernamaals. In de hindoeïstische traditie reïncarneert de ziel uit een fysiek lichaam naar een ander. In de boeddhistische traditie is er geen zelf die onafhankelijk van het lichaam en de geest bestaat. De onderzoekers namen daardoor aan dat Tibetaanse kloosterlingen minder bang zouden zijn voor de dood.

Tibetaanse boeddhistische kloosterlingen bleken aanmerkelijk banger te zijn voor de dood dan die van leden van een andere religieuze groepering. De kloosterlingen hechten aan dit leven. Ze hadden ook een minder geloof in een hiernamaals dan andere groepen.

Deze kloosterlingen zijn ook meer egoïstisch, stellen de wetenschappers. Aan de boeddhistische deelnemers van het onderzoek werd gevraagd om zes maanden van hun eigen levensduur weg te schenken zodat een ander mens vijf jaar langer zou leven. Bijna driekwart weigerde dat. De onderzoekers erkennen dat hun studie beperkingen heeft, zo zijn alleen monniken uit het Tibetaans boeddhisme bevraagd. Ze zeggen niet te weten of het resultaat van hun onderzoek voor het totale boeddhisme geldt. De drang om te leven bij de ondervraagde monniken was in ieder geval erg sterk, ondanks het gegeven dat het boeddhisme geen permanent zelf kent.