21 Maart 2014
Tien maanden duurde mijn revalidatie, en het leek een zucht. Ik begon eind mei vorig jaar met een geamputeerd rechter onderbeen, verloor toen ook mijn linker onderbeen, en nu loop ik binnenshuis al zonder stokken, terwijl vrijwel niemand opmerkt dat ik onderbeenprotheses draag.
Ik genoot het voorrecht opgekalefaterd te worden in naar verluidt de beste revalidatiekliniek van het land, hoewel ik het pand met een diepe zucht van verlichting heb verlaten. Ook omdat ik soms keihard werd aangepakt door fysiotherapeuten, ergotherapeuten, revalidatieartsen en een broodnuchtere psycholoog die altijd het onderste uit de kan wilde, misschien terecht.
Die me impliciet en mogelijk onbedoeld leerde dat het ook in een topkliniek allemaal neerkomt op je intrinsieke motivatie. Want leren lopen doe je op de eerste plaats zelf. Ten koste van veel bloed, zweet, pijn en tranen.
Het netto resultaat is dat ik letterlijk en figuurlijk weer rechtop sta. Al ben ik vijf centimeter korter dan vroeger, want de protheses zijn wat minder lang dan mijn onderbenen waren. Een mens kan niet alles hebben.
De revalidatiekliniek, het was een oord van pijn en hoop. Ik zag er mensen jankend instorten om onbeduidende tegenslag. Maar ik zag ook de laconieke moed van mijn laatste kamergenoot. Met zijn fiets ten val gekomen op een spoorwegovergang, overreden door een trein, kwam hij twee benen armer de kliniek in.
Hij speelde het klaar zich niet één keer te beklagen over zijn lot, dat hij droeg als een onthechte zenmeester. Nu ben ik aangespoeld ergens op het desolate platteland van Noord-Limburg. Een zorgorganisatie bezorgde me een rolstoelvriendelijk appartement.
Gloednieuw, en van alle gemakken voorzien. Vertel me niet dat de verzorgingsstaat al helemaal is uitgekleed. Het voelt als thuiskomen. De afgelopen twee jaar vertoefde ik voornamelijk in klinieken en ziekenhuizen. Geen seconde rust of privacy.
Voortdurend de al dan niet geveinsde opgewektheid van verpleegkundigen, de klinische blikken van hautaine artsen en chirurgen. En nu weer de luxe van het eigen bed. En vooral: de weldadige zalf van stilte om me heen.
De ironie wil dat ik op loopafstand woon van de verslavingskliniek waar ik zeven maanden vertoefde. Ik werd er met succes behandeld voor een alcoholafhankelijkheid die me geestelijk en lichamelijk bijna ten gronde richtte, en de nekschot van een huwelijk bleek.
Wat ik in de ontwenningskliniek – misschien gelukkig – niet kon bevroeden, wat dat mijn andere verslaving, die aan sigaretten, bezig was de bloedvaten in mijn onderbenen te verwoesten. Zo maakte ik de transfer van kliniek naar ziekenhuis naar weer een andere kliniek.
Het was een boeiende excursie, hoewel niet voor herhaling vatbaar. Nu ervaar ik weer voorland. Een opdrachtgever vroeg me of ik weer betaald in de pen wil klimmen. Mijn zoon komt binnenkort logeren. En er is een nieuwe zon in mijn leven, die me het afgelopen jaar met haar liefdevolle nuchterheid even onbedoeld als deskundig op de been heeft geholpen. Ik tel mijn zegeningen. Doe hetzelfde.
Geef een reactie