Dit artikel heeft tot doel het standpunt rondom het eten van vlees vanuit het oogpunt van het mahayana (het grote voertuig) te belichten. Volgens de meeste boeddhisten bevat het mahayana de ultieme boodschap van Shakyamuni Boeddha. De Lotus Sutra leert ons dat er eigenlijk altijd sprake is geweest van één groot boeddhistisch voertuig. Een boeddhistisch voertuig waarin geen enkel levend wezen zal worden vergeten en waarin Boeddha’s en bodhisattva’s de taak hebben alle levende wezens te bevrijden en naar het uiteindelijke boeddhaschap te leiden.
De leerstellingen die we vinden in de pali suttas en de Chinese agamas hadden als functie de moeilijke weg van dit alomvattende voertuig voor te bereiden. In de boeddhologie wordt het (afgeronde) mahayana en zijn literatuur over het algemeen gezien als een latere ontwikkeling in het boeddhistisch gedachtegoed. Ook een volgeling van het theravada zou het hier mee eens zijn. Deze school schotelt ons echter een nog veel onwaarschijnlijker verhaal voor om de positie van de abhidhamma (de hoogste verzameling van de leer in het theravada) te legitimeren dan het mahayana in de oorsprong van zijn teksten. Er is niet met zekerheid te zeggen welke leerstellingen werkelijk van de historische Boeddha afstammen. Er zijn zeer oude fragmenten gevonden van zowel teksten die overeenkomen met de pali suttas en de agamas als met de lotus sutra. Alle boeddhistische teksten zijn pas zeer laat opgeschreven.
Hier presenteer ik enkele fragmenten uit teksten die in het mahayana boeddhisme over het algemeen zeer belangrijk zijn. Van de lankavatara sutra wordt er bijvoorbeeld beweerd dat dit de tekst is die de oervader van zen, Bodhidharma aan zijn volgelingen doorgaf als de enige tekst die ze ooit nodig zouden hebben. De Mahaparinirvana sutra (niet te verwarren met de pali versie) bevat de laatste essentiële lessen van Gautama Boeddha maar dan vanuit het perspectief van het mahayana boeddhisme. De Lotus sutra, ook wel de koning van de sutra’s genoemd, bevat het kloppende hart van Shakyamuni Boeddha zelf (voor degene die de moeite neemt!). De Brahmajala sutra (niet te verwarren met de pali versie) behandelt de bodhisattva voorschriften, een leidraad voor veel mahayana boeddhisten in Azië.
Jammer genoeg kent de regelgeving rondom het eten van vlees en vis in bepaalde boeddhistische landen en scholen nog maar weinig volgelingen. Tibet en Japan zijn hiervan goede voorbeelden. Het ruige landschap en harde klimaat van Tibet vormen tezamen een geldige reden om het eten van vlees daar niet volledig uit te bannen. Al zijn er zelfs daar grote meesters geweest die streng vegetarisch leefden en anderen aanspoorden dit ook te doen. De vervolging van het boeddhisme in Japan tijdens de Meiji-restauratie dwong veel monniken het gezinsleven in te stappen met als resultaat het verbreken van het celibaat, het drinken van alcohol en het eten van vlees. Zo zien we veel hedendaags Japanse boeddhistische leraren die heel onvoorzichtig omgaan met de regels en niet meer vegetarisch leven. Dat het in Japan ooit anders was zien we bijvoorbeeld in de Shobogenzo Zuimonki van Eihei Dogen, waarin hij zijn volgelingen aanspoort zeer bedachtzaam om te gaan met het toestaan van vlees wanneer een monnik hier vanwege ziekte om zou vragen. De keiharde monnik en ex-samoerai Suzuki Shosan die zichzelf vanwege zijn slechte gezondheid toestond vlees te eten, bestempelde deze noodzaak als schaamteloos en heeft in de jaren daarna dit voedsel nooit meer aangeraakt. De excentrieke monnik Ryokan die alles opat wat hij aangeboden kreeg (ook vis) moest zich verdedigen met het feit dat hij vlooien en vliegen van zijn bloed liet drinken.
Het is niet mijn doel een discussie op gang te brengen. Het gaat om een boeddhistische visie in een boeddhistisch dagblad. Denkbeelden naar voren brengen die uit de New Age beweging of andere tradities stammen en als doel hebben om de woorden van de Boeddha te ondermijnen, bij te staan of aan te vullen hebben hierin (dit onderwerp en artikel) geen plaats. Het boeddhisme is geen spirituele hutspot. Ik bedoel uiteraard niet dat deze standpunten niet waardevol of verstandig kunnen zijn maar men mag aannemen dat een boeddhist de woorden van de Boeddha boven de woorden van andere spirituele tradities stelt. Wellicht zullen enkele fragmenten op sommige lezers ietwat extreem, vreemd of gedateerd overkomen. Probeer daarom altijd het nobele streven achter deze woorden te ontdekken. Er is geen andere traditie ter wereld zo begaan met het lijden van alle levende wezens als het mahayanaboeddhisme.
Lotussoetra
‘Een bodhisattva gaat niet om met slagers en jagers, of vissers die doden voor geld en winst”
‘hij gaat niet om met pooiers of mensen die vlees verkopen’
Mahaparinirvana-soetra
Toen richtte de bodhisattva Kashyapa zich tot de gezegende heer en zei: ‘Heer u neemt geen deel aan het eten van vlees. Het eten van vlees is inderdaad ongepast. En als iemand mij zou vragen waarom dit zo is, zou ik uitleggen dat degene die geen vlees eten gezegend zijn met de 8 uitstekende kwaliteiten.’ Dat is zeer goed Kashyapa,’ antwoordde de Boeddha. ‘Jij bent je zeer goed bewust van mijn intenties. Dat is inderdaad hoe een bodhisattva, de conservators van mijn leer het zouden moeten begrijpen. Zoon van mijn afstammelingen; zelfs de shravakas, degenen die mij nabij zijn mogen geen vlees eten. Als volgelingen vol geloof aalmoezen geven die vlees bevatten moeten zij (mijn leerlingen) terugdeinzen zoals ze dat bij het vlees van hun eigen kinderen zouden doen.’
‘Maar waarom o heer verbiedt u het eten van vlees?’ ‘Zonen van mijn afstammelingen,’ antwoordde de Boeddha. ‘Het eten van vlees vernietigt het hooghouden van de grote compassie.’
‘Maar in het verleden, o heer, liet u toen het eten van vlees niet toe als het op de drie manieren onderzocht was?’ ‘Ja,’ zei de Boeddha. ‘Het eten van vlees was toegestaan als het op de drie manieren was onderzocht om mijn leerlingen van hun gewoonte om vlees te eten af te helpen’
‘Dit heb ik allemaal voor één doel gedaan; dat het consumeren van vlees tot een einde gebracht zou worden.’
‘Waarom,’ vroeg Kashyapa, ‘heeft de Verhevene het vlees van vissen goedgekeurd als voedsel?’ ”Zoon van mijn afstammelingen,” antwoordde de Boeddha, ‘dat heb ik nooit goedgekeurd!’
‘Ik heb vastgesteld, O Kashyapa, dat vanaf nu, al degenen die bij mij horen geen enkele vorm van vlees meer mogen eten.’
‘Vleeseters zijn een bron van terreur voor dieren…als dieren vlees ruiken bibberen ze van de angst en geloven ze dat diegene (de vleeseter) hun vijand is.’
‘Als ik elk aspect zou verhelderen rondom het verbod op vlees zou er geen einde aan komen! Maar nu is het voor mij tijd om het lijden volledig te ontstijgen, daarom heb ik maar een gedeelte uitgelegd.’
Lankavatara-soetra
‘Bodhisattva’s zouden geen vlees mogen eten,’ zei de Boeddha. De geur van vlees, O Mahatmi, is niets anders dan de stank van lijken. Tussen de geur van verbrand vlees of lijken die verbrand worden zit geen verschil. Beide zijn even walgelijk.’
‘Al mijn nobele zonen en dochters die het Mahayana omhelzen zien dat het eten van vlees een obstakel vormt voor het ontwaken. Omdat zij voor zichzelf en anderen het beste willen, eten ze geen enkele vorm van vlees.’
‘O Mahatmi, bodhisattvas eten geen enkele vorm van vlees. Zelfs in dit leven al is de adem van een vleeseter walgelijk. Zij slapen onrustig en worden wakker met pijn. Zij ervaren verschrikkelijke dingen in hun slaap. Als ze alleen zijn of in lege huizen vallen ze ten prooi aan kwade machten die belust zijn op hun vitaliteit. Ze worden gegrepen door een intense woede of extreme angst, verliezen alle vaardigheden van de weg en proppen zich vol. Gezonde spijzen en dranken kunnen ze niet behoorlijk meer verteren en hun darmen zijn geïnfecteerd met wormen. Ze vallen ten slachtoffer aan verschillende besmettelijke ziekten. Zo getroffen door al dit ongeluk, beseffen ze nooit dat het eten van vlees de oorzaak van dit alles is.’
‘Het eten van vlees is de bron van veelvuldig kwaad, het is volledig verstoken van goedheid. Het is niet het voedsel dat wijzen gebruiken om hun leven in stand te houden. Hoe zou ik mijn volgelingen de smaak kunnen toestaan van dergelijk verderfelijk en ongepast voedsel als vlees en bloed.’
‘De tijd zal komen dat onwetenden wier geesten bedrukt worden door speculaties en gekakel over de Vinaya, vol van lust voor het vlees (door gewoonte) zullen zeggen dat het eten van vlees heilzaam is.’
‘Aan de andere kant is het opgeven van vlees een bron van veel fantastische kwaliteiten! Mahatmi, gewone mensen weten hier niets van af, daarom leer ik dat bodhisattvas geen vlees mogen eten zodat zij het kunnen begrijpen.’
‘Als mensen geen vlees zouden eten Mahatmi zouden er (vrijwel) geen dieren vermoord worden. Want het merendeel van deze onschuldige dieren worden gedood voor geld en winst, maar weinig worden er gedood voor andere redenen.’
‘Er komen tijden dat mensen die beweren mij volgelingen en kinderen te zijn met een geest vol perverse en foutieve gedachten, sterk gehecht aan hun ego’s en met een machtige lust voor het vlees allerlei smoesjes en excuusjes zullen verzinnen om vlees te eten. Zij zullen zo mijn reputatie zwart maken. Zij zullen het verleden onderzoeken en zeggen: ‘omdat de heer toen vlees goedkeurde (vooraf aan de revelatie van het Mahayana) laat dit zien dat vlees goed is om te eten.’ Zij zullen zover gaan om te zeggen dat ik zelf van de smaak genoot. Maar Mahatmi nooit leerde ik dat het eten van vlees heilzaam is.’
Angulimaliya-soetra
Manjushri verklaarde, ‘Het is door de boeddhanatuur dat Boeddha’s geen vlees eten.’
De Verhevene voegde toe; ‘zo is het Manjushri, er is geen enkel levend wezen dwalend in de lange keten van levens (in het beginloze en eindeloze samsara) dat niet je moeder of zus is geweest. Een wezen geboren als hond kan na dat leven je vader worden. Elk levend wezen is als een acteur op het podium van het leven. Je eigen vlees en het vlees van anderen zijn hetzelfde. Daarvoor eten verlichte wezens geen vlees.’
Manjushri zei ook: ‘Er bestaan heer, zeer gewone wezens die geen vlees eten.’
‘Wat wereldse mensen ook doen,’ antwoordde de Verhevene, ‘en in harmonie is met mijn woorden moet als de leer van de Boeddha zelf opgevat worden.’
Saddharmasmrityupasthana-soetra
‘De hellehonden zullen hun overweldigen en hen volledig opvreten. Pezen, vlees, botten en gewrichten niets laten zij over. Niet eens een stukje zo klein als een mosterdzaadje. Lichaam en ledematen zullen volledig opgevreten worden. Deze afschuwelijke ervaring zal zich keer op keer herhalen. Dit alles is het resultaat van het doden van levende wezens om van hun vlees te genieten.’
Brahmajala-soetra (mahayana versie)
De voorschriften van de bodhisattva:
3: over het eten van vlees.
Een discipel van de Boeddha mag niet opzettelijk vlees eten. Zij eten geen vlees, van geen enkel bewust wezen. De vleeseter verspeelt de zaden van de grote compassie, snijd het zaad van de boeddhanatuur door en veroorzaakt dat levende wezens hun (uit angst) ontvluchten. Degene die dit toch doen zijn schuldig aan veelvoudige misdaden. Daarom eten bodhisattvas het vlees van geen enkel levend wezen. Als zij toch bewust vlees eten begaan zij een secundaire overtreding.
Surangama-soetra
‘Jullie zouden moeten weten dat degenen die vlees eten, ook al bereiken zij een ruime geest en een glimp van samàdhi, niets anders zijn dan demonische wezens die na dit leven weer in de bittere oceaan van samsara zinken en niet mijn discipelen kunnen zijn.’
‘Hoe dan kunnen degenen die de grote compassie beoefenen zich voeden met het vlees en bloed van levende wezens?’
‘Alle levende wezens zijn mijn kinderen’ Shakyamuni Boeddha.