In 2008 is de documentaire ‘Je leven waarderen’ uitgezonden door de BOS, over het leven en het werk van Taizan Maezumi Roshi (1931-1995). Een prachtige film. Maezumi Roshi is in 1956 vanuit Japan met een waar Bodhisattva-ideaal naar Amerika gekomen om daar de dharma te verspreiden. Dat was naar eigen zeggen een worsteling van 40 jaar. Hij had geen makkelijk leven. Zelf ben je ook al heel lang met zen bezig. Herken jij iets van die worsteling in jouw leven?
Maezumi Roshi heeft natuurlijk te maken gehad met een cultuurclash. Vanuit het strakke hiërarchische Japanse kloosterleven kwam hij in Amerika, Californië, in de hippietijd. Dat heb ik minder meegemaakt. Het loskomen van de vertrouwde omgeving heb ik wel gehad. Ik was docent aan de hogeschool van Amsterdam, ik had een partner, ik had een huis. En er was een enorm verlangen om te mediteren. Mijn partner heeft me daar altijd in ondersteund. Ik heb op een gegeven moment mijn baan opgezegd, om toch langer en meer weg te kunnen gaan dan een baan mogelijk maakt. Als ik terug was, kon ik me onderhouden met lesgeven. Mijn partner en ik waren apart gaan wonen in hetzelfde huis. Tijdens mijn afwezigheid verhuurde ik dan mijn appartement.
De tijd waarin ik voor langere tijd in Amerika woonde, is wel steeds een strijd geweest: moet ik hier blijven, of moet ik teruggaan naar Nederland? Achteraf waren die twee jaar voor mijn partner wel zwaar. Het was ook niet zo duidelijk wanneer ik terug zou komen. Ik vroeg mezelf af, wat wil ik nu eigenlijk? Wat doe ik met dit partnerschap? Op een gegeven moment had ik het gevoel dat ik terug moest naar Nederland, dat ik het in Nederland niet had afgerond. Daarbij had ik het gevoel dat ik niet meer op mijn plaats was binnen het centrum in Salt Lake City en ik besloot inderdaad om terug te gaan. En dat was net op het moment dat mijn partner weg wilde uit het huis waar we toen woonden. Toen ik terugkwam, hebben we het roer omgegooid en zijn we in Bergen gaan wonen. Daar zijn we ook weer samen gaan wonen. En dat werkt nog steeds. Ik ken hem nu bijna veertig jaar.
Deze hele zentraining gaat ook over: hoe ga je om met dit leven? Er is altijd wel ergens een paradox. Je wilt het één èn je wilt het ander, en blijkbaar is dat op dat moment niet verenigbaar. Ik stond een hele tijd met mijn ene been in Nederland, en met mijn andere been in Salt Lake City. Dat was soms heel ongemakkelijk. En dat doe ik nu weer, dus kennelijk hoort dat ook een beetje bij mij. Het zencentrum waar ik lesgeef is in Rotterdam, maar ik woon in Bergen. Het reizen vind ik niet zo’n probleem, maar voor de zendo en de mensen die er komen heeft het ook consequenties. Ik ben wat minder makkelijk beschikbaar als er eens iets is, en gewoon even langskomen om een uurtje te praten is ook lastig. Soms voel ik dat als een bezwaar. En soms denk ik, nu ja, het is niet anders.
Die zin van Maezumi Roshi, je leven waarderen, vind ik een prachtige zin.. Hoe kijk je tegen je leven aan op ieder moment? Soms vind je het leven moeilijk en soms vind je het makkelijk. Als je je leven moeilijk vindt, kun je het dan ook waarderen? Dat is één van de kernpunten van onze training. En dat is ook één van de eerste dingen die de Boeddha zei. Het leven is pijnlijk, is complex, is paradoxaal. En er is niet één oplossing. Kun je de paradox leven en hoe vrij ben je daarin?
Wat bedoel je met, hoe vrij ben je daarin?
Als ik terugkijk naar die twee poten, heb ik heel lang geworsteld met de gedachte dat ik moest kiezen. Maar op de een of andere manier kon ik niet kiezen, of gebeurde dat niet. Dan blijf je dus met die twee werelden. En de vraag is dan, kan ik het verenigen met elkaar? Hoe meer je dat durft te leven en durft toe te staan, hoe meer dan misschien de vrijheid komt hoe je daarmee omgaat. Er zit een keus in. Verzet ik me ertegen, of zeg ik: oké zo is het, en wat nu? In eerste instantie zit er een acceptatie in, maar dan is er geen punt, maar de vraag: hoe nu verder?
Soms kun je iets aan de situatie doen en soms blijkt dat er niets aan te doen is. Als er niets aan te doen is, is het belangrijk om acceptatie en vertrouwen in de situatie te hebben. En in jezelf, doordat je het onder ogen durft te zien en kunt zien. Je kunt dan gaan zien hoe je reageert op datgene wat zich aan je voordoet. Reageer je altijd automatisch, of is er ook nog iets anders mogelijk? Dan kun je losser komen van het patroonmatige en dan antwoord je meer in de situatie dan dat je meteen reageert op de automatische piloot. Daarin vind ik het zitten heel essentieel. Want dan word je geconfronteerd met je eigen onrust.
Hoe gaat dat bij zenmeditatie? Zit daar ook analytische meditatie bij?
Bij zazen leer je eerst te zitten en je adem te volgen en eventueel, als het heel onrustig is in je hoofd, om je ademhaling te tellen. De eerste stap is om hier te blijven. Om te leren om te verblijven bij je geest, moet je je eerst concentreren op het tellen. Om niet mee te gaan met dat wat opkomt, een gedachte of een emotie, maar om te constateren dat het opkomt en om dan weer terug te gaan naar het zitten, of naar je adem, of je lichaam. Belangrijk hierin is het echt fysiek zitten, het volgen van je ademhaling en het bewustzijn van je fysieke aanwezigheid. Daarna kun je de ruimte in je aanwezigheid toelaten. Dat is één weg.
Een andere weg is dat je kunt zitten met een bepaalde kwestie, of met een koan, dat laatste hoort specifiek bij zen. Koans zijn verhalen tussen de leraar en de student, die je je eigen moet maken. Je concentreert je op het verhaal en je wordt één met de koanpersoon in het verhaal. Je leert daar om in diverse schoenen te staan. Dat zou je bijna kunnen vergelijken met visualisaties.
Daarin is niets heilig. Dat is heel sterk in zen. Er is niet iets verheven boven het grote geheel. De Boeddha is niet heilig en de dharma ook niet, want die is ook gecreëerd. De leer zelf is dus niet heilig, maar wij kunnen hem heilig maken door hem te leven. We zijn feilbare mensen. Wijsheid en mededogen is waar het uiteindelijk om gaat. Het uitgangspunt van mededogen bijvoorbeeld is fantastisch, maar dat realiseren, daar kun je je hele leven mee bezig zijn. Het is nooit af, het is nooit volmaakt. En toch is dat het heilige in het leven.
In de documentaire gaat het ook over de vriendschap tussen Chögyam Trüngpa en Maezumi Roshi, die beiden stevige drinkers waren. Toen Maezumi Roshi naar een afkickcentrum ging, zijn veel mensen van de sangha bij hem weggegaan. Genpo Roshi zegt hierover: ‘Als je vindt dat je leraar een heilige moet zijn, dan moet ik zelf ook een heilige zijn. Ze konden zijn menselijke kant niet accepteren. Ze waren niet in staat die twee kanten tegelijkertijd te bevatten. Maar iedereen heeft bepaalde gedragspatronen. Het gaat erom deze niet te ontkennen en om je er tegelijkertijd niet mee te vereenzelvigen. Hoe meer we onze schaduwkanten onderdrukken, de aspecten die we van onszelf ontkennen, hoe meer ze op een bedekte manier naar buiten zullen komen.’ Ben je het hiermee eens, of kijk jij hier anders tegenaan?
In de traditie waarvan ik deel uitmaak, komt de menselijke kant van de leraar wel duidelijk naar voren. Zowel bij Maezumi Roshi, als bij Genpo Roshi, als bij Nico en bij mij. De leraren moeten er van doordrongen zijn dat ze zelf nergens boven staan. En de spirituele zoekers die komen, moeten verteld worden, dat je als leraar zo goed mogelijk kunt leven, maar dat je ook niet helemaal ontkomt aan wie je bent, waar je vandaan komt en wat je hebt meegemaakt.
Mara is de menselijke kant van de Boeddha, zo kijk ik graag naar Boeddha en Mara. Het is eigenlijk één persoon, maar ze zijn uit elkaar gehaald. De Boeddha is ook gewoon een mens geweest die leefde in een bepaalde tijd. Die moest onderhandelen met de koningen, die moest kijken hoe het ging met zijn groep met mensen. Hij zal ook wel eens ziek geworden zijn, boos zijn geworden en het gevoel gehad hebben van, laat mij er maar liever buiten, laat me met rust.
De menselijke kant – de Marakant – en de andere kant, zijn wel eens in conflict met elkaar. Het ideaal nastreven lukt niet altijd en waarschijnlijk heel vaak niet. En wat dan? Zowel Chögyam Trunga als Maezumi Roshi, maar ik denk alle Roshi’s die naar Amerika gegaan zijn, kwamen vanuit hun opvoeding iets tegen waardoor ze enorm tegen de Amerikaanse manier van leven opliepen. Hoe ga je daar mee om? Net zoals het alcoholprobleem van Maezumi Roshi.
Heb je wel het idee dat het echt een probleem was van Maezumi Roshi, of heb je ooit wel eens gedacht: misschien doet hij het met een reden, om ons iets te leren?
Dat vind ik moeilijk om in te schatten. Ik durf niet te zeggen dat het drankgebruik iets was om per se iets aan zijn leerlingen te leren. Genpo Roshi vertelde wel eens: je leven is je karma, is je dharma, is je teaching. Karma is wat je als mens op je bord krijgt, en wat je daarmee doet. De dharma is als het ware de leer uitgedrukt in jouw leven en dat onderricht je. Je kunt jezelf ook niet losmaken van je leven en je ervaringen die je hebt gehad. Het zit aan elkaar vast.
Zou het ook mogelijk kunnen zijn dat bijvoorbeeld Chögyam Trunga en Maezumi Roshi heel bewust experimenteerden met drank, dat ze dat konden? Voor hun eigen beoefening, of ook omdat ze misschien o.a. wilden laten zien dat mensen die verslavingsproblemen hebben, ook gewoon volwaardig zijn.
Die lijn kan ik wel volgen, maar of Maezumi Roshi het gedaan heeft ter lering van zijn studenten, weet ik niet. Het kan ook zijn dat het echt een probleem was, dat hij verslaafd was. Om redenen die meer met zijn leven te maken hadden. Het blijft tricky. Hoe helder is iemand om dat te kunnen doen? Ik weet niet of zijn alcoholgebruik dagelijks was, maar Maezumi Roshi moest wel naar een ontwenningskliniek.
De zenbeoefening die Kanzeon Zencentrum Rotterdam voorstaat, gaat over een bewustzijnsverandering, een ander perspectief op de werkelijkheid. Hierbij wordt gewerkt met het pad van de Bodhisattva: het ontwikkelen van wijsheid en mededogen, de beoefening van zazen en de zes paramita’s. Zou je een voorbeeld kunnen noemen van hoe men leert om geduld – één van de paramita’s – te beoefenen, of discipline? Gaat dit aan de hand van teksten, of praktijkvoorbeelden, of koans?
Soms gebruik ik een tekst, soms een verhaal. Je kunt er een paramita uithalen en vragen, wat is geduld eigenlijk? Waar kom je het tegen en wat doe je als je ongeduldig wordt? Discipline is een hele mooie voor je eigen praktijk. Hou je het vol om wekelijks te komen, hou je het vol om dagelijks te zitten als je je dat voorneemt? Wat houdt je ervan af? Je kunt daar met elkaar van gedachten over wisselen en iets bewust maken. Discipline is toch wel moeilijk. Wat is de trigger die je niet op je kussen neerzet, of juist wel? Dat is dan meer onderzoekenderwijs. Ik heb vaak wel een verhaal of een uitgangspunt. Soms ga ik over tot een gesprek, of ik vraag: wat betekent het meditatiepad eigenlijk voor je? Wat doet het voor je? Wat hoop je er te vinden? Dat is leuk om te horen van iedereen.
In mijn eigen ervaring is dat ook veranderd. Toen ik begon met meditatie was het een totaal ander verhaal dan waar ik nu ben. Dat houdt ook nooit op volgens mij. Dat is het leuke en het levende van deze praktijk. Het is een neverending story.