Meester Nitwit over het verschil tussen blijde verwachting en volle verwachting.
‘Ik heb gehoord dat uw kindje…’
‘Doodgeboren is.’
‘Gecondoleerd.’
‘Dank je.’
‘Jongetje?’
‘Meisje.’
‘Vreselijk, hè.’
‘Het is maar net hoe je het bekijkt.’
‘Wat?’
‘Het was een mooie zwangerschap en een mooie bevalling.’
‘En nu?’
‘Hebben we het rijk weer alleen.’
‘Wat een verlies.’
‘Wie weet wat haar en ons bespaard is gebleven.’
‘Hoe zag het kindje eruit?’
‘Helemaal gaaf en helemaal slap.’
‘Dat moet een zware klap geweest zijn.’
‘Had gekund.’
‘Zag u het aankomen?’
‘Wat leeft kan dood, ook ongeboren kindjes.’
‘U maakt niet echt een geschokte indruk.’
‘Er gaan ieder jaar miljoenen kindjes dood.’
‘En uw vrouw?’
‘Wat is daarmee?’
‘Ze is toch acht maanden in blijde verwachting geweest.’
‘Zwanger.’
‘Niet in blijde verwachting?’
‘Nou, blij…’
‘Wat dan?’
‘In volle verwachting, zou ik zeggen. Of in lege verwachting, als dat je meer aanspreekt.’
‘Wat verwacht iemand die in volle of lege verwachting is?’
‘Alles en niets.’
‘Wat haar betreft kon het alle kanten op.’
‘Ze hield overal rekening mee.’
‘Net als u.’
‘Net als ik.’
‘Zij is ook niet geschokt.’
‘Tot nu toe niet.’
‘Dus jullie hebben het helemaal verwerkt?’
‘Wie zal het zeggen.’
‘Misschien een brutale vraag…’
‘Eindelijk.’
‘Had ik u moeten feliciteren met uw doodgeboren kindje?’
‘Het is maar net hoe je het bekijkt.’