• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

Boeddhistisch Dagblad

Ontwart en ontwikkelt

Header Rechts

Tiende jaargang

Zoek op deze site

  • Home
  • Agenda
    • Geef je activiteit door
  • Columns
    • André Baets
    • Dharmapelgrim
    • Bertjan Oosterbeek
    • Dick Verstegen
    • Edel Maex
    • Eelco van der Meulen
    • Emmaho
    • Goff Smeets
    • Hans van Dam
    • Joop Hoek
    • Jules Prast
    • Paul de Blot
    • Ramo de Boer
    • Rob van Boven en Luuk Mur
    • Ronald Hermsen
    • Theo Niessen
    • Xavier Vandeputte
    • Zeshin van der Plas
  • Nieuws
  • Contact
    • Steun het BD
    • Mailinglijst
  • Series
    • Boeddha in de Linie
    • De werkplaats
    • Recepten
    • De Linji Lu
    • De Poortloze Poort
    • Denkers en doeners
    • De Oude Cheng
    • Meester Tja en de Tao van Niet-Weten
    • Fabels door Goff
    • Cartoons van Ardan
    • Tekeningen Sodis Vita
    • De derwisj en de dwaas
  • Over ons
  • Privacy

Lachgas

11 september 2016 door Hans van Dam

De een zijn rust is de ander zijn roes. Over het verschil tussen onuitsprekelijk en uitgesproken; niet-weten als het toppunt van mystiek.

Beste Hans,
Het is alweer even geleden dat ik iets van me heb laten horen. Een van de dingen die is blijven hangen uit onze vorige correspondentie is jouw suggestie dat christelijke mystici misschien niet ver genoeg gingen in het uithollen van hun God. Ik vermoed dat je na zorgvuldige lezing van capita IV en V van Over Mystieke Theologie van Pseudo-Dionysius de Areopagiet (Ben Schomakers 2002, p19-21) wel anders zult piepen:

IV.
En zo spreken we uit dat de oorzaak van alles, die boven alles is, niet zonder zijndheid is en niet levenloos en niet geestloos, en ook niet lichaam is; dat zij niet houding en niet vorm en niet kwaliteit of kwantiteit of massa heeft; en niet op een plaats is; en niet zichtbaar is, en niet zintuiglijke aanraking toestaat; en ook niet zintuiglijk waarneemt en niet zintuiglijk is; en ook niet ordeloosheid bezit en verwarring omdat ze verstoord wordt door de aandoeningen van het materiële; en dat zij niet onmachtig is omdat ze onderworpen is aan de wisselvalligheden van het zintuiglijke; en niet licht ontbeert; en zij ook niet verandering of vergaan of deling of beroving of vervloeiing en niet iets anders dat het zintuiglijke toekomt is of bezit.

V.
En wanneer we dan verder stijgen, spreken we uit dat zij niet ziel is en niet geest, en zij niet voorstelling of mening of woorden of begrip heeft, en zij ook niet woorden is en niet begrip, en zich niet laat uitspreken en niet laat denken; en zij niet aantal is en niet ordening, en niet grootte en niet kleinheid en niet gelijkheid en niet ongelijkheid, niet gelijkendheid en niet ongelijkendheid; dat zij niet stilstaat en niet beweegt en niet rust viert; en ook niet dat zij vermogen heeft en niet vermogen is en niet licht; en dat zij niet leeft en niet leven is; en zij ook niet zijndheid is en niet eeuwigheid en niet tijd; en dat er ook geen begrippelijke aanraking van haar is en geen kennis, en zij niet waarheid is en niet majesteit en niet wijsheid, en niet één en niet eenheid en niet godheid en niet goedheid en niet Geest is zoals wij die kennen, en ook niet zoonschap en niet vaderschap en niet iets anders dat wij of enige zijnde kent; en dat zij niet een niet zijnde is en zij niet de zijnden kent zoals de zijnden zijn, en er ook niet woorden van haar zijn en niet een naam en niet kennis; en zij niet donker is en ook niet licht en niet dwaling en niet waarheid; en dat er van haar helemaal geen bepaling is en niet een wegneming en wij, wanneer we bepalen en wegnemen wat na haar komt niet haar bepalen, en niet van haar wegnemen; want boven alle bepaling is de volmaakte en enige oorzaak van alles, en boven alle wegneming is het bovenuitgaan van dat wat zonder meer van alles bevrijd is en voorbij is aan het al.

Ik zie niet in hoe je dit nog zou kunnen overtreffen, Hans. Bovendien lijkt deze tekst in stilistisch opzicht sprekend op een dwaaltekst.

Beste X,
Ja, dit is een schoolvoorbeeld van negatieve theologie, maar een dwaaltekst is het nie.
Ik zal uitleggen waarom.
Kenmerkend voor een dwaaltekst is dat hij zich niet uitspreekt, tenzij om tegenwicht te bieden.
Om te voorkomen dat een dwaaltekst bezwijkt onder zijn eigen tegenwicht biedt hij ook daaraan tegenwicht tot de zaak weer in balans is en er per saldo niets uitgesproken blijft.
Mijn dwaalteksten lijken daarom hoogstens zwijgend maar zeker niet sprekend op de negatieve theologie van Dionysius.

Om te kunnen zien wat de negatieve theologie van Dionysius inhoudt, moet je vooral op de beginregels van hoofdstuk IV en V letten.
Daar staat: “En zo spreken wij uit dat…” respectievelijk “En wanneer we dan verder stijgen, spreken we uit dat…”
Dionysius is zich aan het uitspreken over “de oorzaak van alles”.
Om dit uitspreken te benadrukken, zal ik het inlassen in de originele tekst na iedere puntkomma:

IV.
En zo spreken we uit dat de oorzaak van alles, die boven alles is, niet zonder zijndheid is en niet levenloos en niet geestloos, en ook niet lichaam is; we spreken uit dat zij niet houding en niet vorm en niet kwaliteit of kwantiteit of massa heeft; we spreken uit dat zij niet op een plaats is; we spreken uit dat zij niet zichtbaar is, en niet zintuiglijke aanraking toestaat; we spreken uit dat zij ook niet zintuiglijk waarneemt en niet zintuiglijk is; we spreken uit dat zij ook niet ordeloosheid bezit en verwarring omdat ze verstoord wordt door de aandoeningen van het materiële; we spreken uit dat zij niet onmachtig is omdat ze onderworpen is aan de wisselvalligheden van het zintuiglijke; we spreken uit dat zij niet licht ontbeert; we spreken uit dat zij ook niet verandering of vergaan of deling of beroving of vervloeiing en niet iets anders dat het zintuiglijke toekomt is of bezit.

V.
En wanneer we dan verder stijgen, spreken we uit dat zij niet ziel is en niet geest; we spreken uit dat zij niet voorstelling of mening of woorden of begrip heeft; we spreken uit dat zij ook niet woorden is en niet begrip, en zich niet laat uitspreken en niet laat denken; we spreken uit dat zij niet aantal is en niet ordening, en niet grootte en niet kleinheid en niet gelijkheid en niet ongelijkheid, niet gelijkendheid en niet ongelijkendheid; we spreken uit dat zij niet stilstaat en niet beweegt en niet rust viert; we spreken uit dat zij ook niet vermogen heeft en niet vermogen is en niet licht; we spreken uit dat zij niet leeft en niet leven is; we spreken uit dat zij ook niet zijndheid is en niet eeuwigheid en niet tijd; we spreken uit dat er ook geen begrippelijke aanraking van haar is en geen kennis; we spreken uit dat zij niet waarheid is en niet majesteit en niet wijsheid; we spreken uit dat zij niet één en niet eenheid en niet godheid en niet goedheid en niet Geest is zoals wij die kennen, en ook niet zoonschap en niet vaderschap en niet iets anders dat wij of enige zijnde kent; we spreken uit dat zij niet een niet zijnde is en zij niet de zijnden kent zoals de zijnden zijn, en er ook niet woorden van haar zijn en niet een naam en niet kennis; we spreken uit dat zij niet donker is en ook niet licht en niet dwaling en niet waarheid; we spreken uit dat er van haar helemaal geen bepaling is en niet een wegneming en wij, wanneer we bepalen en wegnemen wat na haar komt niet haar bepalen, en niet van haar wegnemen; want boven alle bepaling is de volmaakte en enige oorzaak van alles, en boven alle wegneming is het bovenuitgaan van dat wat zonder meer van alles bevrijd is en voorbij is aan het al.

zwervelingen-446-1

Zie je nu hoeveel er uitgesproken wordt door Dionysius?

Beste Hans,
Maar hij spreekt toch ontkenningen uit? Hij neemt bepalingen weg. Uiteindelijk beweert hij niets behalve dat de volmaakte en enige oorzaak boven alle bepaling en zelfs boven alle wegneming is.

Beste X,
Ontkenningen zijn net zo goed bepalingen.
Ze drukken nog altijd een weten uit.
Als ik zeg “Mijn haarkleur is boven alle bepaling”, zeg ik misschien niet veel maar toch wel iets, bijvoorbeeld dat mijn haar niet duidelijk zwart of bruin of rood of blond is.
Als ik zeg “Mijn haar is niet zwart”, zeg ik zo mogelijk nog minder, maar nog altijd meer dan niets.
In ieder geval meer dan wanneer ik zeg “Ik spreek niet uit welke kleur mijn haar heeft”.
Ook deze laatste zin is informatiever dan je op het eerste gezicht zou denken.
Zo suggereert hij dat er een bestendige ik is die haar heeft met een kleur waarover voornoemde ik om niet nader genoemde redenen weigert te spreken.

Om van hoofdstuk IV en V een dwaaltekst te maken in plaats van een graaltekst (een tekst die naar een heilige graal graait) of een praaltekst (een tekst die een heilige graal verheerlijkt), moeten we om te beginnen de mantra “We spreken uit dat…” vervangen door “We spreken niet uit dat…”
En omdat ik niet voor een ander kan spreken, maak ik ervan: “Ik spreek niet uit dat…”
En omdat ik dat wat plechtig vind, maak ik ervan: “Ik zeg niet dat…”

Waarom zeg ik niet?
Omdat ik niet weet.
Wanneer weet ik niet?
Op het moment van zeggen (in dit geval schrijven) niet.
Hoe stel ik dat vast?
Eerlijk gezegd stel ik het helemaal niet vast, dat gebeurt vanzelf.
Maar hoe dan?
Stel je voor dat je je telkens wanneer je wat denkt of hoort of leest of zegt, afvraagt of je daarvoor je hand in het vuur zou steken; of je er vergif op zou innemen; of je je leven ervoor zou geven, of alles wat je dierbaar is.
En dat je dan zonder eerst allerlei boeken of autoriteiten of vrienden of je innerlijke goeroe of je geweten of je hart te raadplegen, spontaan “Nee!” roept.
Zonder meer, keer op keer.
Maar niet met zoveel woorden, ook niet met minder woorden, helemaal niet met woorden maar voorbewust, impliciet, zonder enige inspanning, intentie of regie jouwerzijds, net als spijs verteren of menstrueren of (re)laxeren of het circuleren van het bloed dat jou in leven houdt maar niet door jou in leven gehouden hoeft te worden.
Zoiets moet je je voorstellen bij het levende niet-weten dat ten grondslag ligt aan het levende niet-spreken dat ogenschijnlijk niets inhoudt en toch niets achterhoudt.

Waar was ik. O ja:

IV.
En zo zeg ik niet dat de oorzaak van alles, die boven alles is, niet zonder zijndheid is en niet levenloos en niet geestloos, en ook niet lichaam is; ik zeg niet dat zij niet houding en niet vorm en niet kwaliteit of kwantiteit of massa heeft; ik zeg niet dat zij niet op een plaats is; ik zeg niet dat zij niet zichtbaar is, en niet zintuiglijke aanraking toestaat; ik zeg niet dat zij ook niet zintuiglijk waarneemt en niet zintuiglijk is; ik zeg niet dat zij ook niet ordeloosheid bezit en verwarring omdat ze verstoord wordt door de aandoeningen van het materiële; ik zeg niet dat zij niet onmachtig is omdat ze onderworpen is aan de wisselvalligheden van het zintuiglijke; ik zeg niet dat zij niet licht ontbeert; ik zeg niet dat zij ook niet verandering of vergaan of deling of beroving of vervloeiing en niet iets anders dat het zintuiglijke toekomt is of bezit.

V.
En wanneer ik dan verder stijg, zeg ik niet dat zij niet ziel is en niet geest; ik zeg niet dat zij niet voorstelling of mening of woorden of begrip heeft; ik zeg niet dat zij ook niet woorden is en niet begrip, en zich niet laat uitspreken en niet laat denken; ik zeg niet dat zij niet aantal is en niet ordening, en niet grootte en niet kleinheid en niet gelijkheid en niet ongelijkheid, niet gelijkendheid en niet ongelijkendheid; ik zeg niet dat zij niet stilstaat en niet beweegt en niet rust viert; ik zeg niet dat zij ook niet vermogen heeft en niet vermogen is en niet licht; ik zeg niet dat zij niet leeft en niet leven is; ik zeg niet dat zij ook niet zijndheid is en niet eeuwigheid en niet tijd; ik zeg niet dat er ook geen begrippelijke aanraking van haar is en geen kennis; ik zeg niet dat zij niet waarheid is en niet majesteit en niet wijsheid; ik zeg niet dat zij niet één en niet eenheid en niet godheid en niet goedheid en niet Geest is zoals wij die kennen, en ook niet zoonschap en niet vaderschap en niet iets anders dat wij of enige zijnde kent; ik zeg niet dat zij niet een niet zijnde is en zij niet de zijnden kent zoals de zijnden zijn, en er ook niet woorden van haar zijn en niet een naam en niet kennis; ik zeg niet dat zij niet donker is en ook niet licht en niet dwaling en niet waarheid; ik zeg niet dat er van haar helemaal geen bepaling is en niet een wegneming en wij, wanneer we bepalen en wegnemen wat na haar komt niet haar bepalen, en niet van haar wegnemen; want boven alle bepaling is de volmaakte en enige oorzaak van alles, en boven alle wegneming is het bovenuitgaan van dat wat zonder meer van alles bevrijd is en voorbij is aan het al.

zwervelingen-446-2

Je ziet, ik beweer hier al heel wat minder dan Dionysius met zijn negatieve theologie ooit zou kunnen (of willen).
Het wordt steeds negatiever en steeds minder theo-logisch.
Of met een toespeling op de titel van Dionysius’ tractaatje: het wordt steeds mystieker (in de etymologische zin van geheimzinniger, verborgener) en steeds minder theologisch.
Maar een dwaaltekst is het nog niet.

Om te beginnen bevalt het me niks dat ik door het parafraseren van Dionysius gedwongen wordt halve uitspraken te doen.
De zin “Ik zeg niet dat mijn haar zwart is” wekt bij de lezer wellicht het vermoeden dat mijn haar niet zwart is.
Om die gedachte in de kiem te smoren, maak ik ervan: “Ik zeg niet dat mijn haar zwart is; ik zeg ook niet van niet.”
Verder eindigt de ene zin van hoofdstuk V met de verklaring “want boven alle bepaling is de volmaakte en enige oorzaak van alles, en boven alle wegneming is het bovenuitgaan van dat wat zonder meer van alles bevrijd is en voorbij is aan het al.”
Deze verklaring valt buiten het bereik van Dionysius’ “spreken wij uit dat…” uit de beginregel van V, dus ook buiten het bereik van mijn parafrase “ik zeg niet dat…”, en moet daarin expliciet opgenomen worden.

Ziehier het resultaat van deze twee ingrepen:

IV.
En zo zeg ik niet dat de oorzaak van alles, die boven alles is, niet zonder zijndheid is en niet levenloos en niet geestloos, en ook niet lichaam is; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet houding en niet vorm en niet kwaliteit of kwantiteit of massa heeft; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet op een plaats is; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet zichtbaar is, en niet zintuiglijke aanraking toestaat; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij ook niet zintuiglijk waarneemt en niet zintuiglijk is; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij ook niet ordeloosheid bezit en verwarring omdat ze verstoord wordt door de aandoeningen van het materiële; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet onmachtig is omdat ze onderworpen is aan de wisselvalligheden van het zintuiglijke; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet licht ontbeert; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij ook niet verandering of vergaan of deling of beroving of vervloeiing en niet iets anders dat het zintuiglijke toekomt is of bezit; ik zeg ook niet van niet.

V.
En wanneer ik dan verder stijg, zeg ik niet dat zij niet ziel is en niet geest; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet voorstelling of mening of woorden of begrip heeft; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij ook niet woorden is en niet begrip, en zich niet laat uitspreken en niet laat denken; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet aantal is en niet ordening, en niet grootte en niet kleinheid en niet gelijkheid en niet ongelijkheid, niet gelijkendheid en niet ongelijkendheid; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet stilstaat en niet beweegt en niet rust viert; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij ook niet vermogen heeft en niet vermogen is en niet licht; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet leeft en niet leven is; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij ook niet zijndheid is en niet eeuwigheid en niet tijd; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat er ook geen begrippelijke aanraking van haar is en geen kennis; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet waarheid is en niet majesteit en niet wijsheid; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet één en niet eenheid en niet godheid en niet goedheid en niet Geest is zoals wij die kennen, en ook niet zoonschap en niet vaderschap en niet iets anders dat wij of enige zijnde kent; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet een niet zijnde is en zij niet de zijnden kent zoals de zijnden zijn, en er ook niet woorden van haar zijn en niet een naam en niet kennis; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat zij niet donker is en ook niet licht en niet dwaling en niet waarheid; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat er van haar helemaal geen bepaling is en niet een wegneming en wij, wanneer we bepalen en wegnemen wat na haar komt niet haar bepalen, en niet van haar wegnemen; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat de volmaakte en enige oorzaak van alles boven alle bepaling is; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat wat zonder meer van alles bevrijd is en voorbij is aan het al boven alle wegneming is; ik zeg ook niet van niet.

zwervelingen-446-3

Is het nu eindelijk een dwaaltekst?
Op zinsniveau wel, op woordniveau nog niet.
Op zinsniveau al wel omdat mijn laatste parafrase geen stellingen meer bevat (anders dan het ont-stellende performatief “Ik zeg niet dat…”).
Op woordniveau nog niet, omdat door de woordkeus aan het begin van IV en het eind van V de indruk wordt gewekt dat er wel degelijk zoiets is als “de oorzaak van alles, die boven alles is” (eerste regel van IV), oftewel “de volmaakte en enige oorzaak van alles” en “dat wat zonder meer van alles bevrijd is en voorbij is aan het al” (eerste regel van V).
Zou ik daarvoor mijn hand in het vuur steken?
Ik kijk wel linker uit.
Of voor het tegendeel?
Mij niet gezien.
Daarom moet ik ten minste aan het eind van V nog een ontzegging toevoegen van de volgende strekking:

Ik zeg niet dat er zoiets is als de oorzaak van alles die boven alles is, of de volmaakte en enige oorzaak van alles; ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat er iets is dat zonder meer van alles bevrijd is en voorbij is aan het al; ik zeg ook niet van niet.

Dan nóg ben ik niet tevreden, want mijn laatste parafrase zit tjokvol Dionysische hypostasen—denk-beelden waarvan het bestaan en de aard voor mij geenszins vaststaan, zoals oorzaak, zijndheid, lichaam, geest, houding, vorm, kwaliteit, kwantiteit, massa, plaats, zintuig, ordeloosheid, aandoening, licht, verandering, vergaan, deling, beroving, vervloeiing, ziel, voorstelling, mening, woord, begrip, aantal, ordening, grootte, kleinheid, gelijkheid, ongelijkheid, gelijkendheid, ongelijkendheid, rust, beweging, vermogen, leven, eeuwigheid, tijd, kennis, waarheid, majesteit, wijsheid, eenheid, godheid, goedheid, Geest, zoonschap, vaderschap, zijnde, dwaling, bepaling, en wegneming.
Misschien vind je dit wat overdreven, maar de vraag of woorden corresponderen met iets reëels is een fundamentele, die in het boeddhisme inspireerde tot de sleutelbegrippen sunyata en afhankelijk ontstaan, in de scholastiek tot het nominalisme en in de twintigste eeuw tot de analytische wijsbegeerte en het postmodernisme.
Om de gevaren van ongefundeerd substantialistisch denken te bezweren, zou ik nog meer ontzeggingen aan mijn parafrase moeten toevoegen in de trant van: “ik zeg niet dat er zoiets is als oorzaak, ik zeg ook niet van niet; ik zeg niet dat er zoiets is als zijndheid; ik zeg ook niet van niet”, enzovoort.
Je snapt de bedoeling dus ik zal je de moeite van het lezen en mezelf de moeite van het schrijven besparen.

zwervelingen-446-4

 

Ik hoop dat ik met deze demonstratie (transformatie, deconstructie) het verschil tussen een negatief theologische tekst en een dwaaltekst een beetje duidelijk heb kunnen maken.
Uitspreken of uitgesproken zijn, daar komt het op neer.
“Hé, moet je horen!” of “Stil eens.”
“Pst” of “Sst”.

Beste Hans,
Wat is volgens jou de relatie tussen negatieve theologie, mystiek en niet-weten?

Beste X,
Een zuiver negatieve theologie kan nooit mystiek zijn, precies omdat ze zich zo compleet mogelijk uitspreekt over god, al is het dan maar apofatisch.
Een zuivere dwaaltekst kan nooit theologisch zijn, precies omdat hij zich nergens over uitspreekt, ook niet over god.
In mijn beleving zijn dwaalteksten echter net zo mystiek als het leven zelf, in de zin van zonderling en wonderlijk, volledig ondoorgrondelijk.
Mystieker kan eigenlijk niet omdat ze, net als de dingen en de levende wezens, net als het leven zelf, werkelijk alles te raden overlaten.
Wat mij betreft is een radicaal niet-weten niets anders dan mystiek in de oorspronkelijke zin van het woord.
De mystiek van niet-weten of een mystiek niet-weten of een niet-wetende mystiek of een lege mystiek.
Of dit een verrijking dan wel een verarming is van mystiek in de conventionele zin van het woord of van niet-weten in de conventionele zin van het woord mag iedereen voor zichzelf uitmaken.

Als we de positieve, beschrijvende theologie (‘God is groot, God is goed, God is liefde’) er ook nog even bij halen dan kan ik de verschillen bondig uitdrukken met een drietal triaden:

Positieve theologie : negatieve theologie : lege mystiek =

  • ja : nee : tja
  • uitspreken : tegenspreken : vrijspreken
  • these : antithese : parenthese

Lees: positieve theologie staat tot negatieve theologie staat tot lege mystiek als ja staat tot nee staat tot tja of als uitspreken staat tot tegenspreken staat tot vrijspreken of als these staat tot antithese staat tot parenthese (de wereld tussen haakjes).

Beste Hans,
Jemineetje zeg. Moet alles dan echt helemaal uitgeschreven worden? Is dit wat je onder stilte verstaat?

Beste X,
Geen enkele uitspraak doen met alle woorden die nou eenmaal nodig zijn om een voorafgaande gedachte, uitspraak of tekst compleet te ontmantelen—dat is wat ik onder stilte versta.
Op die manier het vanzelfsprekende weer vanzelfzwijgend maken.
Herraadselen.
Daarbij geldt: hoe woordiger het origineel, hoe woordiger de weerspraak.
Had je maar niet over Pseudo-Dionysius moeten beginnen.
En dan kom je nog goed weg; als zenboeddhist had je van jezelf wellicht mijn diamantsoetra moeten lezen.

Beste Hans,
Ik héb je diamantsoetra gelezen. Als het je bedoeling was te overtuigen of te overdonderen dan is het niet gelukt.

Beste X,
Alles helemaal uitschrijven doe ik niet om te overtuigen of te overdonderden, maar om iets van de kick, de roes, de trance, de vreugde, de gelukzaligheid, de zielsverrukking—iets van het gevoel van oneindige ruimte en lichtheid en luchtigheid en vrijheid en vrede op te wekken waarmee een almaar niet uitspreken als uitdrukking van een almaar niet weten gepaard gaat.
In mijn beleving bestaat de wolk van niet-weten voor honderd procent uit lachgas.

Lachgaswolk van niet-wetenHeb je er ten minste een vleugje van opgesnoven of was het voor jou allemaal even slaapverwekkend?
In het laatste geval is het nog altijd goede bedlectuur, troost ik mezelf.

Welterusten.

Deze tekst maakt deel uit van Zondagskindjes, een serie teksten over niet-weten die geen deel uitmaken van een serie.

 

Delen is rijkdom:

  • Twitter
  • LinkedIn
  • E-mail

Categorie: Hans van Dam Tags: boeddhanatuur, brieven mystiek, leegte, mystiek, negatieve theologie, niet-weten, non-dualiteit, Pseudo-Dionysius de Areopagiet, stilte, zondagskindjes

Lees ook:

  1. Tussen sst en sst
  2. Grote woorden maken het kleiner
  3. Whatever
  4. Is zen non-dualistisch? De gastheer en de gast

Elke dag het BD in je mailbox?

Elke dag sturen we je een overzicht van de nieuwste berichten op het Boeddhistisch Dagblad. Gratis.

Wanneer wil je het overzicht ontvangen?

Primaire Sidebar

Door:

Hans van Dam

Series. Boeken. NietWeten.nl. Het Agnoseblog. Mail: info(apenstaartje)nietweten.nl 
Alle artikelen »

Ochtend- of avondeditie

Ochtend- of avondeditie ontvangen

Abonneer je

Elke dag gratis een overzicht van de berichten op het Boeddhistisch Dagblad in je mailbox.
Inschrijven »

Agenda

  • 21 april 2021
    Zen Spirit Doorgaande groep Meditatie Arnhem
  • 21 april 2021
    'Natuur: één Leven' - ONLINE Lezingenserie
  • 22 april 2021
    Doorlopende groep Vipassana Haarlem
  • 25 april 2021
    Open les Kum Nye Tibetaanse Yoga | Online
  • 25 april 2021
    Boeddhisme in een notendop
  • bekijk de agenda

De werkplaats

De werkplaats.

Boeddhistische kunstenaars

Artikelen en beschrijvingen van en over het werk van boeddhistische kunstenaars. Lezers/kunstenaars kunnen zich ook aanmelden met hun eigen werk.
lees meer »

Pakhuis van Verlangen

In het Boeddhistisch pakhuis van verlangen blijven sommige teksten nog een tijdje op de leestafel liggen.

Van de bergen naar de stad

Kees Moerbeek - 18 april 2021

De leiders van het Nieuwe Boeddhisme (shin bukkyō) beweerden dat het Japanse boeddhisme evolutionair de meest geavanceerde vorm was van Boeddha’s leer. Anderen gingen zelfs zover om te beweren dat het zuivere boeddhisme alleen in Japan bewaard is gebleven.

Het zelfgekozen levenseinde

Erik Hoogcarspel - 15 april 2021

Je hoort steeds meer tegenwoordig dat een leven “voltooid” kan zijn, alsof het leven een klus is die je moet klaren. Ik begrijp het gevoel, maar uit de bijna-doodervaringen blijkt dat mensen die op het randje zijn geweest opeens andere opvattingen hebben gekregen.

De brug tussen China en Japan

Kees Moerbeek - 4 april 2021

Toen het koninkrijk Silla zich in het jaar 57 losmaakte van China, ontstonden de Drie Koninkrijken van Korea. Dit waren: het koninkrijk Goguryeo, het koninkrijk Baekje en het koninkrijk Silla. Dit artikel gaat met grote stappen door de geschiedenis van Korea. Eeuwenlang was het land de brug die China met Japan verbond en ook de brug waarover de Boeddha naar Japan reisde.

Ardan

Ardan - 4 april 2021

...

Over het lijden van boeddhisten in Bangladesh

Kees Moerbeek - 28 maart 2021

Bangladesh werd in 1971 na een wrede onafhankelijkheidsoorlog onafhankelijk van Pakistan. Dit ‘land van de Bengalen’, de letterlijke betekenis van ‘Bangladesh’, is de delta van de rivieren de Ganges en de Brahmaputra en grenst zowel aan India als aan Myanmar. Zo’n 0,6% van de ruim 162 miljoen Bengalen is Theravada boeddhist en 95% is moslim. In 1988 werd de islam er staatsgodsdienst. Dit artikel gaat over de grote lijnen van de positie van de boeddhisten.

Meer onder 'pakhuis van verlangen'

Footer

Boeddhistisch Dagblad

Meest recente berichten

  • Niet-weten als passe-partout: genade
  • Het jaar 2021 – dag 109 – democratie
  • Junta Birma – meer dan 23.000 gevangenen vrijgelaten
  • Moord op boeddhistische monnik lijkt opgelost
  • CLW spant rechtszaak aan tegen Nederlandse staat vanwege strafbaarheid hulp bij zelfdoding

Reageren

We vinden het geweldig om reacties op berichten te krijgen en op die manier in contact te komen met lezers, maar wat staan we wel en niet toe op de site?

Over het BD

Het Boeddhistisch Dagblad is een onafhankelijk journalistiek webmagazine over boeddhistische thema’s en inzichten.
Lees ons colofon.

Zie ook

  • Contact
  • Over ons
  • Columns
  • Reageren op de krantensite

Het Boeddhistisch Dagblad is een onafhankelijk journalistiek webmagazine over boeddhistische thema’s en inzichten. Lees ons colofon.

 

Op deze website gebruiken we cookies voor het bijhouden van bezoekersstatistieken.  Via de instellingen kun je bepalen wat je wel of niet toestaat: bekijk je instellingen.

 

loading Annuleren
Bericht niet verstuurd - controleer je e-mailadres!
E-mail-controle mislukt, probeer het opnieuw
Helaas, je blog kan geen berichten per e-mail delen.
Boeddhistisch Dagblad
Powered by  GDPR Cookie Compliance
Privacy en cookies

Op deze website gebruiken we cookies voor het bijhouden van bezoekersstatistieken en als je reageert: je naam en mailadres.

Zo houden we bij hoe de site gebruikt wordt en hoe vaak.

Hier kun je instellen welke cookies je wel of niet toestaat.

Noodzakelijke cookies

Met deze cookies slaan we je voorkeuren in het gebruik van deze website op.

If you disable this cookie, we will not be able to save your preferences. This means that every time you visit this website you will need to enable or disable cookies again.

Bezoekersstatistieken

We gebruiken Google Analytics voor het bijhouden van bezoekerscijfers.

Dit helpt ons bij het verbeteren van de website; zo weten we wat wel en niet gebruikt of gelezen wordt.

Alle cookies staan uit in je browser. Zet cookies aan alsjeblieft, als je wil dat we je voorkeuren opslaan,

Privacy

Bekijk wat we wel of niet doen met je gegevens