Een goed begin is het hele werk.
Leerling: Kan u zonder spreken of zwijgen de waarheid uitdrukken?
Meester: Je veronderstelt dat er een waarheid is.
Leerling: Waar hebben we het anders de hele tijd over.
Meester: Je veronderstelt dat ik de waarheid ken.
Leerling: Ja, wie anders.
Meester: Je veronderstelt dat ik hem kan overdragen.
Leerling: Waar bent u anders meester voor.
Meester: Je veronderstelt dat jij hem kan vatten.
Leerling: Waar ben ik anders leerling voor.
Meester: Je veronderstelt dat je dan beter af zal zijn.
Leerling: Wat doe ik anders hier.
Meester: Je veronderstelt dat er iets te doen is.
Leerling: U draait er alleen maar omheen.
Meester: Waarop baseer je al die aannames?
Leerling: Zeg me nu maar gewoon de waarheid.
Meester: Ik doe al niet anders.
Leerling: Waarom hoor ik het dan niet?
Meester: Omdat je alleen naar jezelf luistert.