Alle dagen zondag.
‘Ik heb het Zelf gerealiseerd, Hans.’
‘Wat heb je gedaan?’
‘Ik heb mijn ware Zelf gevonden.’
‘Waar lag het?’
‘Overal, dat is nu net de grap.’
‘Ik kom niet meer bij.’
‘Idioot hè.’
‘Wat moet ik me voorstellen bij het ware Zelf?’
‘Alles.’
‘Daarom duurde het natuurlijk zo lang om het te realiseren.’
‘Wat?’
‘Zelfs God had er zes dagen voor nodig.’
‘Je begrijpt het niet, Hans.’
‘Leg het me dan maar uit.’
‘Ik heb mezelf en de wereld minutieus onderzocht en uiteindelijk moeten vaststellen dat er geen verschil is.’
‘Je kon de grens tussen binnenwereld en buitenwereld niet vinden?’
‘Precies.’
‘Als je jezelf zoekt vind je alleen maar wereld, als je de wereld zoekt vind je alleen jezelf?’
‘Dat bedoel ik.’
‘Je hebt geen idee waar jij precies ophoudt en de wereld begint?’
‘Zo is het.’
‘Eigenlijk weet je niet eens meer of er wel sprake is van een jij en een wereld, van een subject en een object?’
‘Zo te horen heb je het helemaal in het snotje.’
‘Dus als je zegt dat je het ware Zelf hebt gerealiseerd bedoel je alleen maar dat je het allemaal niet meer uit elkaar kunt houden?’
‘Daar komt het wel op neer.’
‘Zeg dat dan meteen.’