Ook niet aan loslaten.
‘Sommigen houden jou voor een nihilist, Hans.’
‘Sinds wanneer noem jij jezelf sommigen?’
‘Ben jij een nihilist?’
‘Nihilisme is nog altijd een strohalm.’
‘Waaraan klampt de nihilist zich dan vast?’
‘Aan de overtuiging dat er niets is om in te geloven.’
‘Moeten we dan alles maar loslaten?’
‘Alles loslaten is nog altijd een strohalm.’
‘Bedoel je dat we ook het loslaten moeten loslaten?’
‘Het loslaten loslaten is nog altijd een strohalm.’
‘Jij klampt je toch vast aan niet-weten?’
‘Ik zou niet weten hoe.’
‘Zit jij dan helemaal nergens aan vast?’
‘Ook niet aan de gedachte dat ik helemaal nergens aan vastzit.’
‘Blijft er dan helemaal niets over?’
‘Waarvan?’
‘Er is dus helemaal niets.’
‘Nihilist.’