Er was eens een generaal die hartje winter oprukte naar het hooggebergte. Hem was verteld dat daar de vijand zat. Steenkoud was het er, bar in de boos. De paarden verhongerden, de soldaten vroren dood, de generaal gleed uit en viel te pletter.
Hoe het zo mis kon gaan? Het hooggebergte zelf was de vijand. Dat had men er niet bij verteld.
Die generaal, beste lezer, dat was ik. En het hooggebergte was de vijand ook niet.
Anderen op hun woord geloven is de vijand.
Jezelf op je woord geloven is de vijand.
Mij op mijn woord geloven is de vijand.
Weten wat de vijand is is de vijand.
Weten dat er een vijand is is de vijand.
Weten wat een vijand is is de vijand.
Weten is de vijand.
Weten dat weten de vijand is is de vijand.
Want er is helemaal geen vijand, dat denk je alleen maar.
Dat er geen vijand is denk je ook alleen maar.
Dat je alleen maar denkt dat er geen vijand is denk je ook alleen maar.
Denken is de vijand.
Dat denken de vijand is denk je ook alleen maar.
Dat je alleen maar denkt dat denken de vijand is denk je ook alleen maar.
Ik heb het er nu bij verteld…