‘Welke traditie vertegenwoordig jij eigenlijk, Hans?’
‘Wat ben ik, een vertegenwoordiger?’
‘Jij vertegenwoordigt alleen het niet-weten?’
‘Wat ben ik, een vertegenwoordiger?’
‘Bedoel je dat je alleen jezelf vertegenwoordigt?’
‘Wat ben ik, een vertegenwoordiger?’
‘O, ik snap het al.’
‘Nou gaan we het krijgen.’
‘Jij vertegenwoordigt het niet-vertegenwoordigen.’
‘Wat ben ik, een vertegenwoordiger?’