Twee meesters maken een ommetje.
In de sloot staat een ooievaar kikkers te vangen.
‘Hup ooievaar’, roept de ene meester.
‘Hup kikkers’, roept de andere.
‘Ja, hup kikkers’, beaamt de een.
‘Ja, hup ooievaar’ beaamt de ander.
Hoofdschuddend lopen ze verder.