Het is waar dat alle dingen in relatie tot God goed en volmaakt zijn, alleen door de relatie met ons zijn zij niet goed.
Ontucht en zuiverheid, bidden en niet-bidden, ongeloof en Islam, afgodendienst en het aanbidden van één God; in hun relatie met God zijn zij goed.
Maar in relatie met ons zijn ontucht, diefstal, ongeloof en afgodendienst slecht, terwijl de eenheid met God, het bidden en de goede werken in relatie tot ons goed zijn.
Maar in relatie tot God is alles goed.
Rumi
Hans: Van zichzelf zijn wezens en dingen niet goed en niet kwaad, niet volmaakt en niet onvolmaakt. Niet dat ik weet.
Ayah: Hoe komt dat?
Hans: Hoe zou iets goed of kwaad kunnen zijn zonder een of andere hardgebakken moraal?
Ayah: Ik zie niet hoe dat zou kunnen.
Hans: Hoe zou iets volmaakt of onvolmaakt kunnen zijn zonder een of ander hardgebakken ideaal?
Ayah: Dat lijkt mij onmogelijk.
Hans: Waar haalt een agnost zo gauw een hardgebakken moraal of ideaal vandaan?
Ayah: En God?
Hans: Van zichzelf is Hij niet goed en niet kwaad, niet volmaakt en niet onvolmaakt. Niet dat ik weet.
Ayah: Wat is God dan wel van zichzelf?
Hans: Van zichzelf ís Hij niet, en ook niet niet. Voor zover ik weet.
Ayah: Bedoel je dat God vooraf gaat aan bestaan en niet-bestaan?
Hans: Geen idee.
Ayah: Of dat Hij eraan voorbij gaat?
Hans: Geen idee.
Ayah: Of dat Hij bestaat noch niet-bestaat?
Hans: Geen idee.
Ayah: Of dat Hij bestaat én niet bestaat?
Hans: Geen idee.
Ayah: Maar wat zeg je dan nog?
Hans: Geen idee.
Ayah: Valt er dan helemaal niets over God te zeggen?
Hans: Geen idee.
Ayah: Zelfs dat kun je niet bevestigen?
Hans: Laat staan dat ik iets over alle wezens en dingen in relatie tot Hem zou kunnen zeggen.
Ayah: En als je je beperkt tot de relatie tussen God en de mens?
Hans: Weet jij het verschil tussen God en de mens?
Ayah: Bedoel je dat de mens goddelijk is?
Hans: Geen idee.
Ayah: Dat God menselijk is?
Hans: Geen idee.
Ayah: Dat God in de mens is?
Hans: Geen idee.
Ayah: Dat de mens in God is?
Hans: Geen idee.
Ayah: Dat het onderscheid tussen God en de mens een illusie is?
Hans: Geen idee.
Ayah: Dat ze in werkelijkheid één zijn?
Hans: Geen idee.
Ayah: Valt er dan helemaal niets te zeggen over de relatie tussen God en de mens?
Hans: Niet door mij.
Ayah: Dan kun je ook niet ontkennen dat ontucht en zuiverheid, bidden en niet-bidden, ongeloof en Islam, afgodendienst en het aanbidden van één God allemaal goed en volmaakt zijn.
Hans: Niet ontkennen, niet bevestigen.
Ayah: En dáárom noem je ze niet goed en niet kwaad, niet volmaakt en niet onvolmaakt?
Hans: Bij wijze van spreken.
Ayah: Zowel in relatie tot God als in relatie tot de mens?
Hans: Noch in relatie tot God, noch in relatie tot de mens, noch van zichzelf.
Ayah: Niet dat je weet.
Hans: Jij wel?
Ayah: Maar wat zeg je dan nog?
Hans: Dát.
Ayah: Wat?
Hans: Ik vind het nogal wat.
Ayah: Jij vindt helemaal niks!
Hans: Zo goed heb ik gezocht.
Wat heb jij gevonden?
Hoe goed heb jij gezocht?