Shabistari heeft gezegd: ‘De wereld bezit geen wezen behalve als verschijningsvorm. Van eind tot eind is haar toestand een tijdverdrijf en een spel.’
Hans: Die Shabistari.
Ayah: Wat is daarmee?
Hans: Heeft hij toch weer een wezen van de wereld gevonden.
Ayah: Haar verschijningsvorm.
Hans: Wat een toestand.
Ayah: Van eind tot eind een tijdverdrijf en een spel.
Hans: Dus pas maar op.
Ayah: Waarop?
Hans: Misschien speelt Shabistari wel een spelletje met ons.
Ayah: Bedoel je dat de wereld helemaal geen wezen heeft, ook niet als verschijningsvorm?
Hans: Begin jij nou ook al?
Ayah: Of dat de wereld toch een wezen heeft, anders dan haar verschijningsvorm?
Hans: Misschien speel jij wel een spelletje met mij.
Ayah: Welk spelletje zou ik met jou spelen?
Hans: Filosoofje? Mysticusje? Spiritualitijdverdrijfje?
Ayah: Geloof jij dat de wereld een tijdverdrijf en een spel is?
Hans: Alleen als je dat denkt, voor zolang je het denkt.
Ayah: En als je iets anders denkt?
Hans: Dan zie je een andere wereld.
Ayah: En als je verschillende dingen denkt – nu eens dit, dan weer dat?
Hans: Dan zie je verschillende werelden – nu eens deze, dan weer die.
Ayah: En als je helemaal niet denkt, of aan iets heel anders denkt?
Hans: Dan zie je helemaal geen wereld, of iets heel anders.
Ayah: Bedoel je dat de wereld alleen maar bestaat in onze gedachten?
Hans: Of is dat ook maar een gedachte?
Ayah: Wat is de wereld dan echt?
Hans: Is de wereld dan echt?
Ayah: Denk jij dat alles een illusie is?
Hans: Tenzij dat ook een illusie is.
Ayah: Ik wil weten wat de wereld van zichzelf is, los van onze gedachten.
Hans: Of is de wereld los van onze gedachten ook maar een gedachte?
Ayah: De Welt-an-sich, bedoel ik.
Hans: En dan ben jij zeker de Denker-an-sich?
Ayah: Is alles dan alleen maar een gedachte?
Hans: Of is dat ook alleen maar een gedachte?
Ayah: Voor mij is de wereld één groot mysterie.
Hans: Dan zal dat het verschil wel zijn.
Ayah: Voor wie niet weet kan de wereld nauwelijks iets anders zijn dan een groot mysterie, lijkt mij.
Hans: Wie niet weet die niet weet, lijkt mij.
Ayah: Zelfs niet dat de wereld een groot mysterie is?
Hans: Zelfs niet dat de wereld géén groot mysterie is.
Ayah: Volgens mij ben jij hier degene die een spelletje speelt.
Hans: Ezeltjeprik? Landjepik? Lomperik?
Ayah: Kat en muis.
Hans: En, vermaak je je een beetje?
Ayah: Het verdrijft in elk geval de tijd.
Wat is het wezen van de wereld volgens jou?
Is het dat werkelijk of is dat ook maar een gedachte?
Wat voor spelletjes speel jij met jezelf?
Wat voor spelletjes speel jij met anderen?
Wat voor spelletjes spelen anderen met jou?
Wat voor spelletje speel ik met jou?
Wat voor spelletje speel jij met mij?
En, vermaak je je een beetje?