U kunt ons niet vernietigen als u tegen ons bent. Maar u kunt het ons moeilijk maken zelfs als u denkt dat u ons helpt.
Baudani
Hans: Wie mij wil vernietigen zal ik helpen.
Ayah: Waarom?
Hans: Ik sta alleen maar in de weg.
Ayah: En wie zichzelf wil vernietigen?
Hans: Die helpt zichzelf.
Ayah: Waarom?
Hans: Hij staat alleen maar in de weg.
Ayah: En wie zichzelf heeft vernietigd?
Hans: Die staat vanzelf weer op.
Ayah: En wie vanzelf is opgestaan?
Hans: Die staat eindelijk op eigen benen.
Ayah: En wie eindelijk op eigen benen staat?
Hans: Die hoeft nergens meer heen of weg.
Ayah: En dan?
Hans: Staat er nooit meer iemand in de weg.
Ayah: Wat heb je eraan dat er niemand meer in de weg staat als je nergens meer heen of weg hoeft?
Hans: Dan ben je vrij om te gaan en te staan waar je wilt.
Ayah: Denk je dat dit mij helpt?
Hans: Dat weet ik niet.
Ayah: Aan jou heb je ook niks.
Hans: Ik kan het je alleen maar moeilijk maken.
Moet jij ergens heen of weg?
Wie staat jou in de weg?
Wie sta jij in de weg?
Van wie zijn jouw benen?