Ooit waren er alleen zielen maar geen lichamen. Dat duurde slechts een paar jaar, maar elk van die jaren was als een van onze millennia.
Alle zielen waren in slagorde opgesteld. Ze kregen de wereld te zien. Negen van de tien zielen vlogen er vol begeerte op af.
Daarop kregen de overgebleven zielen de hel te zien. Negen van de tien zielen vlogen er vol afschuw van weg.
Toen waren er nog maar enkele zielen over, zij die door niets werden geraakt. Ze voelden zich niet aangetrokken door de aarde of door het paradijs, evenmin hadden zij de hel gevreesd. De Hemelse Stem vroeg: ‘Idioten, wat willen jullie dan?’
De zielen antwoordden in koor: ‘U die alles weet, weet ook dat U het is die wij begeren en dat we U nooit zullen verlaten.’
De Stem zei tot hen: ‘Mij begeren is gevaarlijk en gaat gepaard met grote ontberingen.’
De zielen antwoordden: ‘Wij willen alles ondergaan, als we maar bij U kunnen zijn. We zijn bereid alles te verliezen om alles te verwerven.’
Ilahi-Nama
Hans: Dat is maar de helft van het verhaal.
Ayah: Hoe gaat het verder?
Hans: De meeste zielen vliegen op de Stem af en gaan ter plekke in rook op.
De Stem zegt: ‘Idioten, dat komt er nou van.’
Negen van de tien overgebleven zielen vliegen vol afschuw weg.
De rest vraagt: Gaat begeerte naar U per se gepaard met grote ontberingen?
De Stem doet er het zwijgen toe.
Negen van de tien overgebleven zielen vliegen vol afschuw weg.
De rest vraagt: ‘Moeten wij inderdaad alles verliezen teneinde alles te verwerven?’
De Stem laat zich niet meer verleiden.
Negen van de tien overgebleven zielen vliegen vol afschuw weg.
De volhouders vragen honderduit.
De Stem zwijgt.
Negen van de tien overgebleven zielen vliegen vol afschuw weg.
De achterblijvers vragen of er dan helemaal geen antwoorden zijn.
Antwoord blijft uit.
Negen van de tien overgebleven zielen vliegen vol afschuw weg.
De laatsten vragen of stilte soms het antwoord is.
Stilte.
Negen van de tien overgebleven zielen vliegen vol afschuw weg.
Een handjevol bewaart tot het einde der tijden een hoopvol stilzwijgen.
De Stem is onvermurwbaar.
De allerlaatste zielen vliegen vol afschuw weg.
Alleen jij verliest de moed niet.
Je houdt de moed er niet in.
Je vecht niet en je vlucht niet.
Je spreekt niet en je zwijgt niet.
Je doet niet en je laat niet.
Je weet niet en je raadt niet en je wacht op niets of niemand.
Maar je ogen glanzen en om je mond speelt een flauwe glimlach.
Ayah: En dan?
Hans: Zie je alle zielen in slagorde voor je opgesteld.
Ayah: En dat is het eind van het verhaal?
Hans: En dat is het begin van het verhaal.
Waar wacht jij op?
Wat hoor jij de stille stem allemaal zeggen?
Als je haar niets hoort zeggen, komt dat dan volgens jou doordat je haar nog niet kunt horen of doordat ze nog niet tegen je gesproken heeft of doordat ze niet kan spreken of doordat ze niets te zeggen heeft of doordat ze geen stem is of doordat er geen stem is, wat zeg jij?
Stel dat de stille stem niet voor zichzelf kan spreken, kun jij dan voor haar zwijgen?
Is jouw verhaal al geëindigd?
Noot: ‘De stille stem’ is ook de titel van een boek over niet-weten van Jan Oegema.