Meester Tja zegt:
Ik.
Jij.
De geest.
De geest kent.
De geest kent je.
De geest kent je grenzen.
De geest kent je grenzen niet.
De geest kent je grenzen maar heeft ze niet.
De geest kent je grenzen maar heeft je niet.
De geest kent je grenzen maar jou niet.
De geest kent je grenzen maar jij niet.
De geest kent zijn grenzen maar jij niet.
De geest kent zijn grenzen niet.
De geest kent zichzelf niet.
De geest kent jou niet.
De geest kent mij niet.
Jij kent de geest niet.
Ik ken de geest niet.
De grote niet.
De kleine niet.
De jouwe niet.
De mijne niet.
Hun grenzen niet.
Jouw grenzen niet.
Mijn grenzen niet.
Jou niet.
Mij niet.
De geest niet.
Jij niet.
Ik niet.
Geïnspireerd door hoofdstuk 59 van de Daodejing