Geïnspireerd door hoofdstuk 27 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Een goede dichter opent.
Een goede leraar leert af.
Een goede leerling spijbelt.
Een goede zoeker vindt niets.
Een goede reiziger blijf thuis.
Een goede bouwer ondermijnt.
Een goede advocaat verdedigt niet.
Een goede verzamelaar neemt niet mee.
Een goede denker laat geen gedachten na.
Een goede zwijger heeft veel woorden nodig.
Een goede spreker neemt zijn woorden terug.
Een goede verstaander heeft genoeg aan stilte.
Ook de wijze weet niet beter. Daarom hoeft hij niemand te redden of anderen het redden te beletten.
Door niet naar het licht te streven geeft hij ruimte aan het duistere. Zo verkleint hij het verschil.
De meester niet hoogschatten, de leerling niet geringschatten, daar begint het mee. Wie kan zeggen waarmee het eindigt?