Monnik: Zeg, waar vind ik de poortloze poort?
Meester: In het hart van het oordloze oord.
Monnik: Maar hoe vind ik het oordloze oord?
Meester: Daartoe pleeg je een moordloze moord.
Monnik: En wie moet er dan moordloos vermoord?
Meester: Om jouw nek zit het koordloze koord.
Monnik: Arme ik gaat voorgoed overboord?
Meester: In de bloei van zijn leven gesmoord.
Monnik: En het Zelf speelt zijn hemels akkoord?
Meester: Nee, het Zelf dat gaat mee overboord.
Monnik: Wie woont dan in het oordloze oord?
Meester: ’t Is de mens van de soortloze soort.
Monnik: U kent vast wel zijn woordloze woord?
Meester: Tja, daar heb ik nog nooit van gehoord.