Dierbare reisgenoot…
Ik zie je weer liggen in de zon, op de hete stenen.
Ik zie je door het velde rennen.
Ik zie hoe Zina met je speelt, een soort tikkertje: ze tikt je aan en jij rent blaffend om haar heen. Ze probeert je opnieuw te tikken, jij wacht, je voorpoten voor je uitgestrekt op de grond, je daagt haar uit en op het laatste moment spring je weg. Als je er genoeg van hebt ga je op je rug liggen: aai me nou maar.
Is dat het? Is dat wat we vergeten zijn, verleerd? Dat we spelen? Want het is waar: het spel lijkt uit de samenleving verdwenen. Alles is gruwelijk serieus. Voortdurend wordt het mes op tafel gegooid. Kijk naar de politiek, hoe ze elkaar aanvallen op de persoon. Kijk naar de bedreiging van politici, journalisten en bestuurders. Kijk naar de onvoorstelbare haat op sociale media. Ons spreken, ons debat is verstard. We zijn vergeten dat met elkaar praten ook simpelweg een spel is (bladzijde 44).
Het verlies van een dierbare
Petra Quaedvlieg is journaliste, schrijfster en neerlandica. Ze heeft al verschillende boeken op haar naam staan en doceert aan de Institute of Arts te Maastricht, een Hbo-opleiding die om de paar jaar een andere naam aanneemt. Van 2004 tot 2012 woonde ze in Shanghai, waar ze stukjes schreef over China. Daar adopteerde ze voor haar kleine dochtertje een straathondje dat al gauw een dierbare, trouwe en gelukkige vriend van het gezin werd. Het werd “Zwartje” genoemd, of in het Chinees “Hēixiào”.
Nu is de dochter het huis uit en vorig jaar kwam Heixiao plotseling te overlijden. Hij liet een leegte achter en Quaedvlieg heeft geprobeerd om deze op te vullen door hem, haar “dierbare reisgenoot”, over haar gedachten en gevoelens te schrijven. Ze haalt herinneringen op en mijmert over de gebreken van onze tijd. In het bijzonder de manier waarop mensen met elkaar en met dieren omgaan, baart haar zorgen. Het is dan ook beslist geen boek dat je aan iemand zou moeten geven die in de reguliere agrarische sector werkzaam is. In haar beleving is de mens in de huidige tijd ontaard.
We weten dat hij [de mens] wil spelen, dat hij zichzelf zou willen uitbreiden in plaats van beperken, dat hij graag een ander zou willen zijn. En we weten ook dat zijn liefde voor dieren iets te maken heeft met zijn verlangen naar spiritualiteit. Maar wat is dat dan? Hoe zit dat? (bladzijde 54).
Varkens worden voor een lapje gehouden
“Je hond eet je niet op”, is de titel van haar boek, maar wat betekent deze zin? Je kunt deze immers op twee verschillende manieren lezen. Je kunt “de hond” als onderwerp nemen. Als iemand dan vraagt “waarom niet?”, dan is het antwoord zoiets als “hij kijkt wel uit, want dan krijgt hij geen brokjes meer”. Neem je echter “je” als onderwerp en iemand vraagt waarom niet, dan is het antwoord zoiets als “want hondenvlees is niet lekker”. Welke betekenis hier wordt bedoeld, wordt in het boek in het midden gelaten. Het is echter duidelijk dat het opeten van een dier de “spiritualiteit” van de dierenliefde niet erg bevordert. Toch is juist dit wat op grote schaal dagelijks plaatsvindt. Vroeger gebeurde dit ook wel, maar toen had de mens nog respect voor de dood van het dier. Nu is de dood geïndustrialiseerd en daarmee ook het dierenleed. Het leven is oppervlakkiger geworden en daarmee ook de dood. Beide zijn echter wel een stuk efficiënter en daar zijn we trots op. Quaedvlieg betreurt dit.
Net zo goed als je je hond niet opeet zou je dit volgens de schrijfster ook niet met andere dieren moeten doen. Als afsluiting van het boek schrijft Quaedvlieg nog een ode aan het varken, een dier met intelligentie en karakter, waarvan er dagelijks duizenden worden gemarteld en geslacht.
Descartes
Af en toe worden de mijmeringen filosofisch en krijgen ze het karakter van een protest tegen het modernistische denken. Natuurlijk krijgt Descartes weer de schuld, maar we moeten dit niet al te letterlijk nemen. Quaedvlieg geeft geen filosofische analyse, voor haar is Descartes niets anders dan een symbool voor het moderne denken.
Descartes heeft de industrialisatie natuurlijk niet verzonnen, deze is ons overkomen als deel van de moderniteit. In het moderne denken gaat volgens de schrijfster echter “de volheid van het leven” verloren.
Ik ben op zoek naar de Achilleshiel van onze beperktheid, dierbare reisgenoot. Ik ben op zoek naar hoe we, zoals de dichter Lucebert zei, “de ruimte van het volledige leven” kunnen omarmen, moeilijk terug kunnen veroveren als soort… Want als we een stok kunnen steken in de wielen van onze mechanische, zielloze helft om aan als de mens kan en wil veranderen, dan kan hij ook stoppen met het zinloos verorberen van een dood dier. Dan trekt hij zich het lijden van alle dieren aan, want hij draagt een grote liefde voor dieren in zich (bladzijde 53 – 54).
Quaedvlieg zoekt 90 bladzijden lang zonder iets te vinden. Ze is niet de eerste en anderen voor haar hebben grondiger gezocht. De lezer vindt dus niets nieuws en kan hooguit beamend knikken. Waarom zoekt de schrijfster dan zo halfslachtig? Ze schrijft veel over de natuur, maar haar natuurmystiek komt niet verder dan suggesties, deze wordt nergens uitdrukkelijk verdedigd of zelfs maar omschreven. Quaedvlieg komt niet verder dan een esthetisch gevoel.
Ter verdediging kun je zeggen dat ze alleen maar in gesprek is met de leegte die haar overleden reisgenoot heeft achtergelaten. Ze heeft niet de pretentie om iets duidelijk te maken of uit te zoeken. Ze biedt daarom ook nog niet het begin van een oplossing. Ze geeft alleen de lezer een inkijk in haar gedachtewereld. Daar is ze zeker goed in geslaagd. Het boek is mooi geschreven en leest als een trein, maar alleen voor vegetariërs.