Een belangrijke oorzaak van de dwaling ligt naar mijn oordeel in de algemene natuur van de menselijke geest.
- De menselijke geest blijkt van dien aard dat hij niet voldoende correct en omzichtig let op de ideeën van de dingen die als oerbeelden door de hoogste Schepper van de natuur aan de geest zijn ingeprent. De menselijke geest blijft niet voldoende lang bij één zaak stilstaan, maar gaat voortdurend verder en vliegt graag van het ene naar het andere.
- De geest hanteert verder vaak een verkeerde manier van waarnemen en kennen en wijze en orde van redeneren.
- De geest, ten slotte, heeft te lijden van slecht begrepen en dubbelzinnige woorden die hem omringen (bladzijde 228).
De verlichting
Bovenstaand citaat komt uit een boek geschreven door een zekere Cuffeler, iemand uit de kring rondom Spinoza. Dit boek is recentelijk vertaald en uitgebracht. Een van de meest bekende Nederlandse filosofen, iemand die zelfs Nederland “op de kaart heeft gezet”, is Benedictus de Spinoza. Hij werd geboren in 1632 en overleed in 1677, nog geen 45 jaar oud. In zijn korte leven heeft hij echter een revolutionaire kijk op de wereld ontworpen, die in heel Europa serieus werd genomen. Dit wil niet zeggen dat zijn de filosofie overal met instemming werd ontvangen, velen vonden deze te radicaal. De Republiek der Nederlanden was echter nog jong, zij bestond immers officieel pas vanaf 1648 door de vrede van Münster, en er heerste een revolutionair elan.
De 17e eeuw wordt vaak in Nederland “de Gouden eeuw” genoemd, maar in de rest van Europa spreekt men gewoonlijk van “de Eeuw van de Verlichting”, of “de Eeuw van de Rede”. De Verlichting begon zo ongeveer met het werk van René Descartes, in het bijzonder met zijn systematische wetenschappelijke methode en de bekende uitspraak “ik denk dus ik ben”. Vanaf dat moment begon men zich af te keren van de nooit ingeloste beloften van de religie, met name het christendom, om zijn hoop te vestigen op het logisch denken en de wetenschap.
Dit is voor velen een vanzelfsprekende levenshouding geworden en ze werkt nog door tot in onze tijd. Een voorbeeld is de Stichting Scepsis, die zich inzet tegen het geloof in pseudo-wetenschap. Tegenwoordig worden mensen die geloven in de zogenaamde alternatieve wetenschap “wappies” genoemd. Het geloof in een alternatieve wetenschap is echter niet van de laatste tijd. Het vindt zijn oorsprong in de Romantiek, de periode die volgde op de Verlichting, en waarin als reactie hierop allerhande vormen van hogere of alternatieve wetenschap werden bedacht. Voorbeelden hiervan zijn de theosofie en de antroposofie. Een ander voorbeeld van het vertrouwen in wetenschap en logica vinden we in de literatuur, in figuren zoals Sherlock Holmes en in de latere Hercule Poirot. Dit zijn speurders die met behulp van nauwkeurige observatie en scherpzinnig redeneren de meest raadselachtige misdaden kunnen oplossen.
Abraham Cuffeler
De instelling van de Verlichting is ook leidend in het werk van Spinoza. Ondanks het feit dat zijn werk in veel landen van Europa was verboden, inspireerde hij in Nederland een grote kring van zogenaamde “Hollandse Vrijgeesten”. Dit waren intellectuelen, zoals vrijzinnige dominees, advocaten en handelslieden, die zich in het kader van de filosofie van Spinoza met wetenschap bezighielden en daarover onderling een levendige discussie voerden. Een van hen was Abraham Johannes Cuffeler, een zakenman en advocaat die met Spinoza was bevriend. Cuffeler werd in 1637 in Den Haag geboren, waar hij 30 jaar later naar terugkeerde. Zijn huis lag niet ver af van dat van Spinoza, waarschijnlijk kwamen ze elkaar op straat vaak tegen en bij elkaar over de vloer.
In 1684 publiceerde Cuffeler een dik boekwerk getiteld “Beginselen van de Alomvattende Filosofie” of in het Latijn “Principia Pantosophiae”. Deze pantosofie of pansofie is een uitleg van hoe de wereld in elkaar zit op basis van logisch redeneren en wetenschap. Waarschijnlijk zijn termen als “theosofie” en “antroposofie” hiervan afgeleid. Hierin klinkt de pretentie door van een universele zuivere leer, die niet langer door een cultuur of een religie wordt vervormd. Het boek van Cuffeler bestaat uit drie delen. Het eerste deel gaat over het juiste redeneren, het tweede over de wiskunde en de sterrenkunde en het derde over de natuurkunde en de mechanica.
Al direct bestond er een grote belangstelling voor het boek. In 1688 verscheen een herdruk van het eerste deel. Het boek vond zijn weg naar verschillende bibliotheken in binnen- en buitenland en ook Christiaan Huygens bezat een exemplaar. Het boek werd ook nog in de 18e eeuw en in het begin van de 19e eeuw gelezen. Toch wordt Cuffeler in het beroemde boek “Spinoza en zijn Kring” maar terloops genoemd. Soms wordt verondersteld dat hij het christendom niet heeft willen opgeven, maar in feite was hij een aanhanger van de twee waarhedenleer, dit wil zeggen dat het christendom de wereld beschrijft in mythische metaforen en de wetenschap dit doet in duidelijke en bewijsbare stellingen. Zo kunnen ze elkaar niet bijten. Cuffeler zelf was geïnspireerd door Spinoza en Thomas Hobbes, die beiden ervan werden beschuldigd “ongodist” oftewel atheïst te zijn.
Wiskunde en natuurkunde
Cuffeler betoogt dat de wiskunde de basis is van alle wetenschap. Het beoefenen van de wiskunde geneest de geest van onvolkomenheden. De mens die de pansofie wil beoefenen moet in elk geval zelf leren denken en niet slaafs de gedachten van anderen nabootsen. De lezer moet het boek dan ook niet zomaar geloven, maar zelf nagaan of wat erin beweerd wordt ook daadwerkelijk klopt. Dit kan met behulp van de wiskunde. De beginselen van de wiskunde zijn vanzelfsprekend en voor ieder te begrijpen vanwege het aangeboren menselijk vermogen tot denken.
De volgende stap is redeneren, wat eigenlijk een soort rekenen met ideeën is. Een redenering kan altijd herleid worden tot een syllogisme, een standaardredenering, en dit bestaat uit twee veronderstellingen of premissen waaruit een conclusie volgt. De conclusie is als het ware de som of optelling van beide premissen. Dit klinkt misschien vreemd, want een redenering is inhoudelijk en geformuleerd in woorden. De aanname van Cuffeler was echter niet helemaal absurd, want tegenwoordig kun je redeneringen programmeren in een spreadsheet. Dit heeft namelijk logische functies als: “alsdan”, “waar”, “onwaar”, “en” en “of”. Hiermee kun je beweringen aan elkaar koppelen onafhankelijk van de inhoud. Neem bijvoorbeeld “de zon schijnt” en “de pindakaas is op”. Als beide waar zijn is de combinatie “de zon schijnt en de pindakaas is op” ook waar. Je kunt echter deze beide beweringen door elk stel door een willekeurige andere vervangen. De inhoud speelt niet mee. Dit is echter niet wat Cuffeler bedoelde. Hij haalt vorm en inhoud door elkaar. Hij dacht aan redeneringen als: alle mensen zijn sterfelijk (premisse 1), Socrates is een mens (premisse 2), dus Socrates is sterfelijk (conclusie). Je kunt desnoods de conclusie de samenvatting noemen van beide premissen, maar niet de optelling. Het is geen puur formeel proces, want je moet weten wie Socrates is om er zeker van te zijn dat hij een mens is en niet de kat van de buren. In een ruimere zin bedoelt Cuffeler echter te zeggen dat een systematische manier van denken via de wiskunde kan worden aangeleerd en tot onbetwijfelbare resultaten leidt.
Het derde deel over de natuurkunde is een poging om alle bekende natuurkundige verschijnselen uit te leggen als het resultaat van bewegingen van lichamen. Beweging en druk kunnen natuurlijk weer worden beschreven met behulp van de wiskunde. Dit is helemaal in lijn met de opvatting van Descartes dat de materiële wereld alleen bestaat uit bewegende deeltjes. Het betoog wordt ondersteund met illustraties en er worden zelfs experimenten uitgelegd waarmee de lezer voor zichzelf de waarheid van de stellingen kan nagaan.
Een waardevol boek voor specialisten
Het boek is dus vertaald in modern Nederlands en al met al is het een stevige pil van meer dan 400 pagina’s geworden. Dit ondanks het feit dat de vertalers alleen de meest interessante passages uit het origineel hebben weergegeven. Er is een vrij gedetailleerde historische inleiding en een uitleg van het begrip “pantosofie”. Natuurlijk kun je zo’n omvang van een alomvattende filosofie wel verwachten. Cuffeler neemt hierbij bovendien de tijd of ruimte om alles uitvoerig aan zijn lezers uit te leggen en hij wil geen half werk afleveren. Het laatste deel heeft hij door tijdgebrek niet helemaal afgekregen.
Dit boek is niet bestemd voor een algemeen geïnteresseerd publiek. Het is een studieboek voor specialisten en daarom waardevol voor universiteiten en bibliotheken. Voor hen die belangstelling hebben voor het begin van de Verlichting, voor de geschiedenis van de logica of van de wetenschap, of voor de filosofie van Spinoza, is het boek echter ook een interessante bron. Het is tekenend dat Cuffeler niet slaafs Descartes of Spinoza volgt, maar zijn eigen weg gaat. Hij denkt zelf na en geeft weer hoe hij de dingen begrijpt. De lezer krijgt een interessant inkijkje in het denken van de 17e eeuw, in het bijzonder in dat van de stroming die de “radicale Verlichting” wordt genoemd. Het is historisch gezien een belangrijke vertaling. De vertaling zelf is vlot en leest gemakkelijk. Er is een bescheiden notenapparaat achterin het boek dat voornamelijk aangeeft waar de passages in het origineel zijn te vinden.