Een helaas te vroeg overleden vriend heeft in onze filosofische gesprekken vaak zijn kritiek geuit op de het streven in de natuurkunde om een theorie over alles (een TOE, a theory of everything) te construeren. Mijn antwoord was vaak dat een theorie die pretendeert alles te kunnen verklaren ook zichzelf zou moeten kunnen verklaren, hetgeen logisch onmogelijk is. Mijn vriend had als voornaamste kritiek dat dit in zou gaan tegen de stelling van Gödel, namelijk dat elke consistente theorie altijd stellingen bevat die binnen haarzelf niet kunnen worden bewezen. Hoe het ook zij, het streven naar een theorie van alles wordt nog steeds met grote bedragen gefinancierd en wie de wereld kan overtuigen er een gevonden te hebben, kan op een Nobelprijs rekenen.
Hoe komt het dat zovele natuurkundigen serieus geloven in de mogelijkheid van een TOE? Het zijn toch allemaal slimme mensen! Het antwoord is verbluffend simpel: vele wetenschappers houden geen rekening met het feit dat zij zelf deel uitmaken van de wereld die ze willen verklaren. Zij beseffen niet dat de Boeddha al een volkomen sluitende TOE heeft verkondigd: alles wat bestaat is vluchtig, zelfloos en onbevredigend.
Alles is theorie, maar theorie is ook niet alles
Theorieën van alles zijn niet bepaald zeldzaam. De christenen geloven in de theorie dat God alles geschapen heeft, de hindoes dat alles brahman is en de boeddhisten dat alles leeg is. De westerse filosofie begon ooit met iemand die beweerde dat alles uit water bestaat en daarna volgden nog een aantal andere voorstellen: lucht, het oneindige en verandering, en later de universele geest volgens Hegel en de wil tot macht volgens Nietzsche. Nu kun je zeggen dat je met zo’n TOE je boterham niet kunt besmeren, maar al deze theorieën leiden tot bepaalde consequenties. Christenen vinden dit een reden om elke zondag samen in de kerk liedjes voor God te gaan zingen en boeddhisten gaan daarom mediteren. Natuurkundigen bouwen tegenwoordig enorme en dure apparaten in plaats van zich met de klimaatcatastrofe bezig te houden. Met andere woorden ook voor een boeddhist kan het nuttig zijn om de mogelijkheden en onmogelijkheden van zo’n TOE op een rijtje te hebben.
Voor me ligt een boek dat een van de nieuwste varianten van een TOE introduceert: de OOO, oftewel de Object Orientated Ontology. Het boek is geschreven door Graham Harman, die de ontologie in 1999 heeft bedacht, en hij heeft intussen een aantal medestanders gevonden. Een ontologie is een uitleg van wat we bedoelen als we zeggen dat iets bestaat.
Actor-netwerk theorie
Harman erkent op verschillende plaatsen dat de Franse filosoof Bruno Latour zijn voorloper is geweest, misschien kunnen we daar het beste mee beginnen. Zowel in de geschiedenisboekjes als in het geklets in de media lijkt het nog steeds alsof mensen op hun eigen houtje naar eigen willekeur bepalen wat er gebeurt. Dit is een misverstand dat samenhangt met de mythe van de democratie: een volk kiest zijn leiders en daarmee zijn toekomst. Het hangt ook samen met de enorme last die veel jongeren nu met zich meedragen: na het examen moeten zij hun vervolgopleiding kiezen en daarmee lijkt de rest van hun carrière voor een groot deel bepaald.
Latour merkte in zijn onderzoek echter dat we in ons leven lang niet zoveel in de melk te brokkelen hebben als we denken, vooral als we denken dat we zelf voor alles kiezen. We worden vaak gedwongen of verleid door de dingen en zelfs nog meer als we dit niet beseffen. Niemand heeft bijvoorbeeld bedacht dat we allemaal koffie moeten gaan drinken. Dit is vanzelf zo gegroeid en het heeft gezorgd voor aanvoerroutes, koffiehuizen, handelaren, het heeft kolonisatie gestuurd, economieën gecreëerd en het heeft het straatbeeld en het leven in de grote steden overal over de wereld sterk beïnvloed. Niemand heeft dit bedacht en niemand kan dit tegenhouden. Zelfs in China, waar theehuizen een lange tijd waren verboden omdat ze politieke discussies mogelijk maakten, is de koffie sterk in opkomst. Het duidelijkste voorbeeld is het mobieltje. Dit heeft heel veel veranderingen tot stand gebracht, van migratiestromen tot selfies en enorm datacentra. Wat Latour nu voorstelt en zelf heeft gedaan is netwerken opsporen van samenwerking tussen mensen en dingen, dus hoe beide elkaars gedrag bepalen. Dit heeft tot veel nieuwe inzichten geleid. Natuurlijk doen dingen niet echt iets, je kunt een kerncentrale niet benoemen tot staatssecretaris. Ze bepalen het gedrag van mensen omdat mensen een belang hebben bij de dingen en de consequenties niet beseffen.
OOO, wat een gedoe
OOO gaat een stap verder dan de actor-netwerk theorie. De laatste wil alleen verbanden tonen en laten zien hoe iets gebeurt. OOO is een ontologie, dat wil zeggen dat ze bepaalt wat wel en niet bestaat. Ze gaat er namelijk vanuit dat mensen en dingen op dezelfde manier bestaan. Een mens is ook een ding. Het begrip ding wordt dus uitgebreid tot alles wat een eenheid vormt die op zich bestaat. Koningsdag is een ding en ook het muiltje van Assepoester. Dingen kunnen dus ook in de verbeelding bestaan. OOO wil het ding op zich erkennen en ontkent dat we het kunnen kennen door te kijken waar het uit bestaat of waar het deel van uitmaakt. Het gevolg is dat dingen niet kunnen veranderen, want ze zijn wat ze zijn. Als een auto op een boom botst, verdwijnt de auto als auto, vormt tegelijk een nieuw ding samen met de boom: de op de boom gebotste auto. Vervolgens verdwijnt ook die en ontstaan er nieuwe dingen als de auto in brand vliegt of uit elkaar valt en de boom ook. De dingen hebben dus niet direct invloed op elkaar, maar wel via hun eigenschappen.
Om nu te verklaren hoe het dan komt dat we wel degelijk dingen op elkaar zien reageren, voert Harman naast het ding op zich een tweede ding in: het ding dat we waarnemen. Hij verwijst daarbij naar de filosoof Edmund Husserl die opmerkte dat we van de dingen om ons heen alleen maar een kant tegelijk zien. We nemen alleen maar aanzichten waar. Ik zie nu bijvoorbeeld het scherm van een monitor, dat ik herken als een kant ervan. Ik weet dat er ook een achterkant is en zijkanten, die ik dus niet zie. Het aanzicht is wat Harman het waargenomen ding noemt en de hele monitor is het ding op zich. Beide soorten dingen hebben elk hun eigenschappen, dus waargenomen eigenschappen en eigenschappen op zich.
Fenomenologie
Om beter te begrijpen wat Harman bezielt, moeten we even terugkeren naar de boeken waar hij zich op baseert. Hij leest in de boeken van Edmund Husserl hoe deze door het toepassen van de zogenaamde fenomenologische reductie even alles wat hij weet en veronderstelt terzijde schuift en zich zo concentreert op wat uit zichzelf verschijnt. Wat uit zichzelf verschijnt noemt Husserl een verschijnsel of fenomeen. Je kunt dit scherm of je hand proberen te zien als puur verschijnsel zonder meer. Dit doet een beetje denken aan vipassana-meditatie. Husserl bemerkte dat hij de verschijnselen bleef herkennen, dus dat zij naast het puur zintuiglijke aspect een betekenisaspect hebben. Harman maakt van deze twee aspecten nu twee aparte dingen.
Dit doet hij omdat hij niets van de fenomenologische reductie begrijpt. Als we zo tegen de wereld aan kijken, is bestaan en verschijnen hetzelfde. Als we bijvoorbeeld lezen, dan zien we letters, die zijn niets anders dan vlekken op een achtergrond. We herkennen ze als letters. Dit herkennen we als we onze aandacht hierop richten in de fenomenologische reductie. Dan proberen we er namelijk achter te komen wat er precies gebeurt als we lezen.
Als we ophouden met herkennen van letters, bijvoorbeeld doordat we afgeleid worden, dan worden de letters vlekken. Harman beweert dat er dan nog op zichzelf bestaande letters overblijven. Voor iemand anders die mee zit te lezen en die niet wordt afgeleid, verandert er immers niets. Harman beweert dat de letters buiten de lezer en de meelezer om bestaan, Husserl dat de letters, de woorden en de zinnen het product zijn van de activiteit van het lezen.
Elke boeddhist volgt hierin noodzakelijkerwijs Husserl. De drie kenmerken van het bestaan, de tilakkana, zijn immers het gevolg van onze manier van leven. Het is echt niet zo dat vluchtigheid, zelfloosheid en onbevredigendheid een onafhankelijk bestaan leiden, los van degene die zich in saṃsāra bevindt. Als dat zo zou zijn, zou verlossing of bodhi totaal onmogelijk zijn en kunnen we het boeddhisme beter opheffen.
Conclusie
Het is een leerzaam boek, maar niet geschikt voor iemand die een inleiding zoekt. Om de schrijver te kunnen volgen moet je namelijk heel wat filosofische kennis en vaardigheid in huis hebben. De vertaling is prima en Harman schrijft vlot. De moeilijkheid komt voornamelijk door het karakter van de OOO-filosofie, die nogal tegen je gevoel ingaat, men noemt dit contra-intuïtief. Daarnaast refereert de schrijver naar een aantal filosofen en filosofische ideeën die hij maar half begrijpt, maar waar hij wel erg creatief mee omgaat. Hij weet handig allerhande zaken te verklaren, maar in je achterhoofd komt steeds weer dat zinnetje terug: “nou en?”
Al is het bedoeld als een standaardwerk, de opbouw van het boek is niet echt handig. Het eerste hoofdstuk is een uitleg van OOO. In de volgende twee hoofdstukken krijgt de lezer een toepassing daarvan in de vorm van een interpretatie van de Amerikaanse burgeroorlog. Niet bijster interessant als je daar niet in thuis bent. Bovendien is het moeilijk te aanvaarden dat een historische gebeurtenis op zichzelf bestaat, buiten het bewustzijn van de mensen om. Een aardig bewijs van het tegendeel is het boekje van de filosoof Jean Baudrillard: “De Golfoorlog heeft nooit plaatsgevonden” (La Guerre du Golfe n’a pas eu lieu, 1991).
Het vierde hoofdstuk is opnieuw een uitleg van OOO, waarin leemtes in de eerste uitleg worden opgevuld. Ten slotte geeft de schrijver zijn interpretatie van de filosofen Jacques Derrida en Michel Foucault, volgen er nog korte uiteenzettingen van de ideeën van aan OOO verwante filosofen en een samenvatting van de principes van OOO.
De Boeddha heeft elke ontologie (leer van het zijn) en meontologie (leer van het niet-zijn) afgewezen. Nagarjuna heeft dit op geniale wijze uitgewerkt, maar velen begrijpen hem maar half. Ik denk dat het een boeddhist helpt om zich met deze materie bezig te houden, om te begrijpen dat ontologie te maken heeft met de vanzelfsprekendheid van saṃsāra. Daarmee is nog niet gezegd dat je juist dit boek per se moet lezen. Het is wel een goede inleiding voor mensen die zich graag met filosofie bezighouden.