Na verschillende jaren in Azië gemediteerd te hebben voltooide Marnix van Rossum recentelijk het boek: Mindfulness, Back to the roots. Daarin geeft hij een onbevooroordeeld overzicht van verschillende boeddhistische meditatiestromingen uit Azië, met informatie over waarom een methode kan werken, maar ook wat valkuilen kunnen zijn. Het staat vol tips en handige adressen over hoe en waar je kunt beoefenen. Het boek verhaalt over grote twijfel en doorzettingsvermogen en het eigen gelijk van de verschillende boeddhistische tradities.
‘Mijn eerste kennismaking met het boeddhisme was toen ik 19 jaar oud was. Ik gaf Engelse les in een Tibetaans klooster in India. Dat was een ommekeer in mijn leven. Op mijn 16e begon ik met Raja Yoga en begon ik allerlei spirituele boeken te lezen, over aura’s, vorige levens, chakra’s, maar ik kon het allemaal niet goed plaatsen. Het boeddhisme gaf structuur, overzicht en een duidelijke essentie. Dat had ik nodig. Wat is nou echt belangrijk, was de vraag. Bevrijding van lijden was het logische antwoord. Waarom zijn wij niet bevrijd? Omdat wij de dingen niet zien zoals ze werkelijk zijn. Daar zat wat in, vond ik. Dat wordt al duidelijk als twee mensen naar dezelfde realiteit kijken, maar het heel anders beleven. Dus welke realiteit is waar? Toch doen we net of onze realiteit juist is en voelen daar soms allerlei vervelende gevoelens bij. Ik was vrij snel om en ging vervolgens naar de lessen van de Dalai Lama in Dharamsala en het Kopanklooster in Kathmandu, Nepal.’
Hoe beleefde je die lessen, was het wat je er van verwachtte?
‘Het boeddhisme lijkt soms heel idyllisch. Men zoekt naar wat waar is, mag zelf toetsen- en liefde is belangrijk, maar toen ik 6 jaar later voor de tweede keer in een Tibetaans klooster kwam, begon het me op te vallen dat ook boeddhisten zichzelf voor de gek kunnen houden. In de tussentijd had ik een westerse studie gedaan, psychologie en filosofie. Daar kwam ik in aanraking met Nietzsche. Nietzsche verloste me op een bepaalde manier van het bodhisattva-ideaal, waarvan ik toen pas besefte dat het als een zware last op mijn schouders rustte. De bodhisattvagelofte is de belofte dat je jezelf zult verlichten om anderen te helpen. Studerend in Amsterdam leefde ik echter alles behalve bodhisattvariaans. Na en voor dat beetje studiestress waren drank, seks en drugs de middelen van ontspanning en plezier. Een grote piek, maar daarna vaak een diep dal. Ik besefte dat ik niet leefde vanuit compassie, zoals ik wel van mezelf verlangde en dat droeg bij aan een groter schuldgevoel.
Twijfel over wat goed is
Het lezen van de boeken van Nietzsche bracht me op andere gedachten. Allerlei emoties die ik van mezelf afkeurde begon ik anders te zien. Ik twijfelde altijd erg over wat goed is, maar dat je bij honger moet eten zal niemand ontkennen. Overleven is misschien wel het belangrijkste, want als je niet leeft kun je sowieso niet veel nuttigs doen. Nietzsche zei dat er in ons allemaal krachten leven, zoals die trekken naar schoonheid, het ego, of de behoefte aan macht en dat die niet verkeerd zijn maar een doel dienen. Zonder deze krachten waren we er immers niet geweest en verloochenen we die, dan verloochenen we een belangrijk deel van onszelf. Dat we naar iets moois trekken bijvoorbeeld, is vaak ook hetgeen dat gezond is. Daardoor ‘goed’ en dat draagt bij in ons overleven en evalueren. De behoefte aan macht stelt ons bijvoorbeeld in staat beter te overleven en misschien ook wel een zekere kracht en intelligentie te ontwikkelen. Als we dit soort drijfveren bestempelen als fout, dan verdrukken we- en verdringen we iets belangrijks van onszelf, waarvan ook Freud de gevaren beschreef. Volgens Nietzsche is er toen, door de moraal van de priesters, een schaduwzelf gaan ontstaan. Zo had ik het nog niet bekeken. Hij was ook geen voorstander van compassievol zijn naar de zwakkere. Dat noemde hij de moraal van de slaven, dat alleen maar een belangrijke wet is voor iemand die zelf zwak en machteloos is en anderen nodig heeft, zoals de monniken in die tijd die hij daarvan beschuldigde.
Plotseling begon ik te twijfelen over de boeddhistische filosofie. Wat nou, zo dacht ik, als iedereen verplicht compassie moet hebben voor de zwakkeren. En dat daardoor meer zwakkere mensen overleven en zich voortplanten? Dan zou dat kunnen betekenen dat we na enkele generaties een zwakker ras hebben en dat compassie indirect, door een virale ziekte bijvoorbeeld, zou kunnen leiden tot het uitsterven van alle mensen? Kun je dan zeggen dat compassie altijd goed is? Nee. Ik besefte toen pas dat ik compassie en vele andere boeddhistische begrippen, zoals ’verstorende of onheilzame emoties’ veel te zwart-wit en moralistisch beschouwde, zonder de gevaren maar ook de waarde er van goed te begrijpen.’
Dat lijkt me geen stabiele psychische situatie, bracht dit je in verwarring?
‘Op de helft van mijn studie was ik, zoals zo vele leeftijdsgenoten, dwalende over waar ik heen wilde met mijn leven en leed onder een ongezond studentenleven. Ik besloot weer terug te gaan naar Azië voor een sabbatical. Ik miste iets van rust, vrijheid en mystiek die ik wel in Azië ervoer, maar absoluut niet vond in het hectische en onregelmatig studentenleven, waarin vooral het consumeren voorop leek te staan. Op de universiteit was er niet de begeleiding in een meer persoonlijke zoektocht die ik nodig had, of naar verlangde. Dat verbaasde me ook wel. Zelfs bij psychologie en filosofie was je als student toch vooral een soort harde schijf waarop informatie gedownload moest worden. Er was eigenlijk geen begeleiding in hoe je met de moeilijke thema’s van het leven om kon gaan, of hoe je je persoonlijk meer kon ontwikkelen. Dat zou je wel verwachten van deze studies. Mede daardoor zocht ik mijn heil toch weer in oosterse filosofie en beoefening.
Ik vertrok voor een maand naar het Tibetaanse Kopanklooster in Nepal, maar dat bleek niet meer de plek te zijn die op dat moment aansloot. Ook daar werd vooral veel kennis overgebracht, maar ik was toe aan zelf mediteren. Ik sloeg de lessen daarom over en ging in een lege meditatieruimte concentratiemeditatie doen op een ronde bal die ik me inbeeldde. Ik koos een bal, want ik had weerstand tegen het concentreren op een ingewikkelde boeddhavorm, die ze daar onderwezen. Ik twijfelde op dat moment namelijk of er ooit wel een boeddha was geweest en daarom koos ik een meer neutraal object.
Bol in het universum
Het lukte met veel inzet toch vrij snel om op deze manier in bepaalde concentratieniveaus te komen. Vooral als ik me voorstelde dat deze bol in het midden van het universum stond en buiten de wetten van tijd en ruimte. Dan was het net of ik me zelf ook zo voelde, waarin ik vrij snel in een sterke concentratiemodus kwam en het hele lichaam aanvoelde als een genot, een soort subtiele trilling door het lichaam, diepe stilte, gedachtes die soms van grote afstand komen en gaan, of ik opging in de ruimte. Belangrijk was dat ik voor het eerst merkte dat er een soort innerlijk genot mogelijk was, dat zocht ik namelijk in grote mate om me heen, en ook dat gedachtes niet van mij waren. Dat had ik wel gelezen, maar nu zag ik het, voor een moment, zeer duidelijk.’
Je zonderde je een maand lang af, hoe ontvouwde zich de toekomst na het verblijf in dat klooster?
‘Na de maand cursus proefde het mediteren naar meer. Ik had al vele malen gehoord over de tiendaagse Goenka stilte vipassanaretraite, die je overal kon doen. Tien uur zitten per dag in stilte en met de aandacht op de adem of het lichaam. Nu voelde ik me er klaar voor. Het bleken geen verplichte 10 uur te zijn, maar zo’n 4 a 5, de rest kon je vrij invullen, maar na een dag kwam ik er al wel achter: dit was een hel! In concentratie voelde ik me goed, maar als ik die bol als object niet inbeeldde, wat daar niet mocht, dan voelde ik alleen maar pijn en onrust. Ik wilde na dag twee en drie al weg, maar de leraar wist me vriendelijk te overtuigen om te blijven. We moesten na de 4e dag de aandacht richten op het lichaam en toen plotseling begon ik van alles te voelen. Ik besefte dat ik mijn lichaam altijd volledig genegeerd had. Het begon te branden in mijn keel en ik dacht even keelkanker te hebben. “Goed!’, zei de leraar, “ dat is een Sankhara, een soort oude blokkade of conditionering. Laat maar branden.”
Rondom mijn borst voelde ik een soort kramp die ik ook voelde in sommige vervelende situaties in mijn leven, maar nu dus in een lege witte hal. Daar begreep ik in eerste instantie niet veel van. Ik dacht altijd dat het het vervelende van de situatie was, ook al had ik bij de Tibetanen wel geleerd over dat de buitenwereld leeg is, en werd me nu pas echt duidelijk dat de oorzaak van het gevoel in mezelf zat. Door het gelijkmoedig te observeren als simpelweg veranderende sensaties die niet ‘ik’ of ‘mijn’ zijn, zo was de oefening, bleek het niet zo vervelend en moeilijk om datzelfde gevoel, waar ik altijd voor wegrende, te accepteren. Sterker nog…ergens voelde het goed om dit te voelen. Het is beter dan een leeg, verdoofd of gevoelloos gevoel dat ik ervoor had.
Toen ik na de retraite thuis kwam in Nederland, merkte ik bovendien dat bepaalde vervelende gevoelens in dezelfde situaties minder waren geworden. Hoe is het mogelijk, dacht ik. Door het simpelweg toe te laten, het aandacht te geven, wordt het blijkbaar minder. Dat is makkelijk. Het gaf me ook nog eens een handvat om met moeilijke situaties om te gaan. Ik had bijvoorbeeld altijd grote spanning en stress voor spreken in het openbaar, maar nu observeerde ik met een zekere nieuwsgierigheid al die heftige lichamelijke reacties tijdens een presentatie. En wat kreeg ik als feedback van mijn klasgenoten? Goh, wat kom je ontspannen over…’
Dat lijkt me een mooi gevoel, was je nu klaar met je ontdekkingstocht?
‘In eerste instantie dacht ik dat ik nu wel redelijk klaar was met alles wat ik moest weten na die retraite en pas na een jaar kwam weer de gedachte op om nog eens op retraite te gaan. Vooral omdat de stress in die tijd weer tot boven mijn oren kwam. Ik schreef me in voor een vipassanaretraite, maar die was in de Mahasi-stijl. Daar kenden ze de Goenka vipassanamethode niet en deze methode was volledig anders. Ineens moest ik de adem bij de buik observeren en niet bij de neus. Ik diende te labelen en ook gedachtes en geluiden expliciet te observeren, bij Goenka moest je dat negeren. Verder was er na iedere zitmeditatie een uur loopmeditatie en bij Goenka was er geen formele loopmeditatie, wel wandelpauzes.
Ik wilde tijdens de Mahasi-retraite echter vooral de aandacht bij mijn lichaam houden om meer te gaan voelen, maar dat kon lopend, labelend en aandacht bij de buik houdend, een stuk minder. Ik was lichtelijk in de war over wat nou de juiste manier is, want hier zeiden ze dat dit de juiste manier was die de Boeddha voor ogen had, maar bij Goenka zeiden ze dat ook. Ik ben ook wel eigenwijs dus ik bleef wat Goenka-achtige meditatie doen en anderzijds ook wat labelen en de loopmeditatie, hetgeen ook wel weer waardevol bleek, maar ik voelde me daardoor soms ook een kind dat stiekem in de snoeptrommel zat. De lerares begreep mijn worsteling niet goed. Ze had Goenka namelijk nooit gedaan en dat begreep ik niet goed. Hoe kun je nu vipassanadocent zijn en zelf tenminste de retraite nooit een keer uitgeprobeerd hebben? Ze moest toch meerdere Goenka-leerlingen hebben onderwezen? Internationaal de grootste vipassanatraditie.
Wat is de juiste methode? Wie heeft er gelijk?
Ook al wist ik niet goed wat nou de juiste manier was, ik wist wel dat het klopte en werkte. Ik deed nooit iets echt bewust en zag allerlei voordelen. Dat hoorde ik ook van de mensen die al langer retraites deden. Sommigen hadden allerlei emotionele ontladingen gehad van oude moeilijkheden en voelden zich gelukkiger en gevoeliger voor het gevoel van anderen. Vooral dat laatste sprak me aan want ik wilde psycholoog worden. Mijn enthousiasme maakte ook dat ik in 2008 mindfulness-vipassana koos als afstudeeronderzoek aan de Universiteit van Amsterdam en deed daarvoor enkele voor- en nametingen bij retraites en de parallel met intuïtie en lichamelijke klachten.’
Ging je na het beëindigen van je studie aan de slag als psycholoog en was in de behandelmethode sprake van een boeddhistische invloed?
‘Na mijn studie en tijdens mijn werk in de jongerenpsychologie werd ik me steeds bewuster dat ik diep van binnen niet gelukkig was. Ik voelde een soort leegte, moeheid en kwetsbaarheid. Ik had het gevoel mijn werk niet te kunnen doen zoals ik eigenlijk wilde. En beredeneerde dat ik eerst aan mezelf moest werken en dan pas met anderen. Ik had wel gesprekken met een coach en therapeut, maar had het idee dat alleen retraites me echt op een diep level verder konden helpen. Ik deed elk jaar een of twee retraites, maar 10 dagen per retraite werd voor mijn gevoel te kort. Ik kwam er dan net een beetje in. Ik dacht dat een half jaartje in een klooster wel goed zou zijn en vertrok weer naar Azië. Uiteindelijk bleef ik er 4,5 jaar zonder terug te keren naar Nederland In die tijd leefde ik bijna fulltime in meditatiecentra en kloosters, waaronder ongeveer twee jaar als monnik in India en Birma (Myanmar). Het leven in kloosters is zeer goedkoop, rond de 100 dollar per maand, maar je kunt geven wat je wilt. Als monnik dien je helemaal geen geld te hebben of uit te geven, dus met de 7000 euro waarover ik beschikte kon ik uiteindelijk 4,5 jaar goed leven.’
Hoe pakte dat zelfgekozen isolement uit, hoe wist je om te gaan met de verschillen?
‘In deze jaren waren er veel golfbewegingen van ups en downs. Vooral in het begin, want alles achterlaten is niet makkelijk. Twijfel, schuldgevoel, want al mijn vrienden bouwden een carrière op, of een gezin en ik was er niet op verjaardagen en zelfs bij sterftes in de familie. Weinig mensen konden begrijpen waarom ik zo handelde, het wordt toch snel gezien als vluchten, wat het ergens misschien ook wel een beetje werd. Ik ontdekte wel erg veel, vind ik zelf, althans op het gebied van meditatie. Niet alleen in mezelf, maar ik sprak ook vele andere mediterenden en ik had veel tijd om te lezen. Ik las van alles waar ik geïnteresseerd in was en dat ging soms ook over hele andere disciplines dan het boeddhisme, maar waarbij ik wel verbanden zag. Vipassana was absoluut de rode lijn, want dat beoefende ik het meeste. Het begon met dat ik soms 4 tiendaagse retraites op een rij deed, maar daarna ook retraites van drie maanden, waarvan ik er uiteindelijk zo’n 3 per jaar deed. Het bouwde zicht op want in het begin wisselde ik veel af met andere uitstapjes. Zo deed ik ook dynamische meditaties bij Osho, yogaretraites, therapie- en regressiecursussen, reiki en pranic healing, massage, tai chi, astrologie etc. Ik deed meestal wat me op dat moment het meeste boeide en helemaal uit mezelf. Dat was heerlijk, wat een voorrecht.
Bekrompen en misleidende leraren
Een punt van irritatie kwam echter steeds terug. Ik kon niet begrijpen dat populaire leraren die zo wijs zouden zijn en zulke wijsheden onderwezen, naar mijn mening althans, tegelijk zo bekrompen een misleidend konden zijn. Dat gold bij de meeste meditatiestromingen waar ik mee in aanraking kwam. Bij mahayana (zen en Tibetaans) en theravada (vipassana), maar ook tussen de substromingen. Vipassana, net als zen en Tibetaans boeddhisme, kent vele substromingen met verschillende methoden. Naast Goenka en Mahasi, was er Ashin Tejaniya, maar ook Mogok, Sunlun en Pa-auk. Ook in Thailand, de bekende Thaise bosmonnikentraditie en ook Dhammakaya zijn een bijzondere methodiek. Ik merkte soms ook hoe gemakkelijk ik in een stroming mee kon gaan als ik ergens enthousiast over was. Ja, dit is het, dacht ik dan wel eens en merkte hoe fijn het kon zijn om niet meer verder te hoeven zoeken. Toch was ik vooral iemand die, als ik ergens hoorde van een andere methode, mijn interesse altijd gewekt was en wilde ik zelf wel eens checken of dat zo was als men voordeed bij de andere traditie.
Het beeld dat er in andere tradities vaak werd geschetst bleek eigenlijk per definitie niet te kloppen. Leraren kunnen de neiging hebben om de eigen beoefening wat af te zetten tegen de tekortkomingen van een andere beoefening, traditie, of methode. Hierdoor wordt een dualistische geest opgewekt in de toehoorder. De voordelen van wat de andere beoefenen werden bijvoorbeeld bijna nooit genoemd een ook niet de mogelijke nadelen, of valkuilen van de eigen benadering. Dat is om vertrouwen op te wekken, zegt men dan, maar als vertrouwen boven de waarheid gaat staan, dan lijkt me dat er iets mis is. Het kwam bijvoorbeeld niet voor dat een leraar me doorverwees naar iemand anders, die me misschien beter zou kunnen helpen, zoals dat in onze moderne gezondheidszorg wel gaat. In plaats van de verschillen zag ik juist ook vaak paralellen tussen de stromingen en veel potenties in hoe een bepaalde beoefening een aanvulling, of een verrijking, kon betekenen op een andere.
Nog belangrijker misschien, maar ik zag hoe een bepaalde andere methode of traditie, een valkuil bij de eigen methode of traditie zou kunnen voorkomen. Dit zag ik als een logischerwijze boeddhistische visie. Ga niet blind af op wat een traditie of leraar zegt, zou de Boeddha immers gezegd hebben. Ook was de Boeddha zelf iemand die nooit lang bleef hangen in een traditie. Hij ging van leraar naar leraar en uiteindelijk vond hij de waarheid in zichzelf, los van de bestaande vormen. Boeddhisten nemen dat echter vaak niet als inspiratie., maar zeggen dat wat hij toen ontdekte deze specifieke leer, methode of traditie is en men het daarom vol vertrouwen dient na te volgen. Dat lijkt mij een valkuil.
Misschien was mijn achtergrond als psycholoog hierin nuttig, want wat me erg interesseerde waren bias processen. Dat is hoe onze geest onszelf voor de gek kan houden en daar schreef ik vaak papers over. Zoals het ingroup effect- onze groep is beter, of het choicesupportive bias, de keuze die ik maak wordt automatisch beter in algemene zin, puur omdat ik hem maak. Deze leken me vaak aan de orde en er zijn tientallen van deze bias processen. Daar komen ook nog de neigingen van de geest bij om zich te identificeren en hechten aan vorm en formuleringen. Of men wil zich graag veilig voelen in een groep, of vind het misschien makkelijker zich over te geven aan een andere autoriteit die alles weet. Het lijkt ook vaak dat men de progressie die men in het begin boekt, vervolgens te veel projecteert op de vorm, of leraar. Je ziet toch vaak dat men in het begin veel vordering boekt, maar daarna wat vast komt te zitten omdat men te weinig lijkt te begrijpen wat het in zichzelf maakt dat men groeit en te veel toebedeeld op de vorm, of leraar.
Allemaal valkuilen denk ik, die je belemmeren psychologisch en spiritueel verder te groeien. De beoefening kan je soms zelfs in de weg zitten, omdat het in dienst kan komen te staan van je vermijdingsstrategieën. Dat is iets dat spiritual bypassing wordt genoemd. De spirituele beoefening wordt dan gebruikt om iets van jezelf juist niet onder ogen te komen. Dat ontdekte ik zelf toen ik een sterke samadhi (concentratie) kreeg en zo weg bleef bij mijn diepere negatieve gevoel.
Dit alles wil niet zeggen dat deze benadering niet ontzettend waardevol kan zijn, want dat is ze wel. Ik bleef niet voor niets 4,5 jaar weg uit Nederland. Maar er is naar mijn idee een groot tekort aan overzicht en heldere, onbevooroordeelde, eerlijke en praktische informatie als het gaat om oosterse meditatiestromingen. Het heeft me vele jaren gekost om dit op een rijtje te zetten. In het boek Mindfulness: back to the roots geef ik een overzicht van de belangrijkste oosterse tradities die je als westerling kunt beoefenen en geef ik bij iedere traditie uitleg over het ontstaan, het dagschema in een klooster, waarom het kan werken en waar je op moet letten en voor wie het mogelijk vooral geschikt kan zijn.’
Leken zien door de bomen het bos niet meer. Er is een middenweg en er zijn diverse voertuigen. Waar kies je voor?
‘In het boeddhisme wordt gesproken over ‘voertuigen’ en dat zijn meditatietradities wel, denk ik. Een manier van mediteren kan je op weg helpen, net als een voertuig, maar het is niet het einddoel. Als je gearriveerd bent stap je immers uit. Het terrein en klimaat verandert echter vaak op je reis, dus het is goed als er enkele auto’s in je garage staan. Maar uiteindelijk is het natuurlijk de bestuurder die het meest te zeggen heeft. Je kunt wel een Ferrari hebben, maar als je steeds uit de bocht vliegt kom je niet veel verder. Of iets bij je past en hoe je iets toepast is daarom erg belangrijk. Met welke intentie, of motivatie mediteer je bijvoorbeeld? Is dat werkelijk om waarheid, of jezelf meer te kennen, of om je goed te voelen? Hoe je bestuurt maakt een wezenlijk verschil. Als je doel, of intentie zuiver is, dan is de methodiek, of vorm die je toepast meestal heilzaam en zal je verder brengen.
In een autofoldertje vind je veel informatie over de eigenschappen van een auto en dat helpt je iets te kiezen, maar zo’n boekje is er niet voor meditatiestromingen. Overal waar je komt is er maar een foldertje van een model, dat alom geprezen wordt en de kleine lettertjes zijn vaak niet te vinden. Ik chargeer enigszins, omdat er wel degelijk leraren zijn die er oprecht in staan en erg wijs zijn, maar naar mijn indruk is dit wel een trend, met name in Azië. De Boeddha onderwees verschillende methoden, meer dan 40 staan er in de teksten, en hij gaf verschillende mensen verschillende instructies, naar gelang hun karakter, probleem, of affiniteit. Het nadeel van meditatiesystemen is vaak dat ze misschien beter dan gemiddeld werken voor iedereen, maar voor niemand helemaal perfect. Daarvoor heb je een goede leraar nodig. Heb je die gevonden, dan kan het zeer goed zijn je over te geven, want dan kun je echt veranderen. Zo was er een leraar die in mijn geest kon kijken, zeer direct was en me een spiegel voorhield. Dat had ik nodig.
Anderzijds past het bij de tegenwoordige westerse zoeker om zich goed te informeren en zelf te bepalen wat hij of zij doet en hoe. Die is minder gericht op vertrouwen, maar meer op: wat heb ik er aan. Ik heb het idee dat de oosterse wijsheidtradities vooralsnog zoekende zijn om een goede vorm te vinden die aansluit bij het Westen.’
Meer informatie over dit boek is hier te vinden