Toen ik negenentwintig jaar geleden voor de tweede keer naar Japan ging heb ik een dagboekje bijgehouden. Het is geen dagboekje dat bedoeld was voor publicatie. Intimi die ik het boekje liet lezen wilden er graag een kopie van hebben, wat uiteindelijk heeft geresulteerd dat het nu op het Wereldwijde Web van Verwarring staat. Privézaken heb ik buiten deze publicatie gehouden. Soms schreef ik maar één enkele zin, het is in een soort stenostijl geschreven en is uiteraard behoorlijk gedateerd.
Mijn inmiddels overleden vriend Kees Buurman, die Kyudoka was, heeft mij toen hij voor stage in Japan was, in het klooster opgezocht. Hij is degene geweest die mij in 1978 op het spoor van zen heeft gebracht.
Onlangs kreeg ik van zijn vrouw een gedeelte van zijn dagboek waar hij mijn bezoek beschrijft.
Ik heb dit aan het eind van mijn dagboekje toegevoegd. Ook Wlodek, een Amerikaan die in Bukkoku-ji verbleef, schreef in zijn dagboek een stukje waarin hij mij Kornelius noemt.
12-02-87
Ik zit in het boemeltje van Maibara naar Tsuruga.
Overal waar je kijkt, sneeuw.
Vanuit een lekker verwarmde trein is het een mooi gezicht, maar ik weet wat mij te wachten staat.
Ik voel mij moe van al het gereis.
Gisteren, om 12.30 uur in Osaka aangekomen, en heb aldaar in de jeugdherberg geslapen.
Het gevoel thuis te komen in Japan is nog sterker dan de vorige keer.
21.20 u.
Het is ongelooflijk, alsof ik niet weg ben geweest.
De ontvangst was grandioos.
Roshi-Sama zei dat in mijn geval monniken dagen lang voor de poort zaten om hun motivatie te tonen en de ernst van de zaak te laten zien.
Hij gaf mij een koan om op te lossen.
Klim in een bamboestengel van honderd voet, en als je boven bent klim dan door.
Nou, ik zit liever een paar dagen voor de poort.
Hij begon mij meteen weer te prijzen, dat ik zo’n big brave man was, nou ik weet uit ervaring: als zenmeesters je beginnen te prijzen moet je oppassen.
Ik kreeg direct weer een plaatsje in de zendo, en hoefde niet, zoals de eerste keer, eerst een paar dagen buiten de zendo in de gaitan zitten.
Het is nog niet zo koud, maar ik voel dat het al langzaam mijn lijf begint binnen te dringen, het is zo’n vieze, sluipende, vochtige kou.
14-2-87
Ik weet nog niet wat ik van de hele situatie moet denken.
Het lijkt alsof ik volledig geaccepteerd ben.
Niemand bemoeit zich met mij. Het lijkt alsof ik mijn draai nog niet gevonden heb.
15-2-87
Ah, het begint kouder te worden.
Vanochtend sneeuwde het, en hoe kouder het wordt, hoe bloter Kanbe-San wordt.
Het eerste wat hij ’s morgens doet, is een emmer water over zijn voeten gooien, en in ontbloot bovenlijf trimt hij ’s morgens door het dorp.
Ik zei vanochtend tegen hem: ‘Kanbe-San, it is snowing’.
‘No problem’, was zijn antwoord, en daar ging hij in zijn blote bast door de sneeuw.
Vandaag is een goede dag, vraag mij niet waarom, het is koud, het sneeuwt en toch is het een goede dag.