“En… wat heeft zo’n jaartje in een Japans zenklooster je nou gebracht?”
Dat is een vraag die me al vaak gesteld is sinds ik weer terug ben uit Sogenji. En eentje die me ook in Japan al veel bezig heeft gehouden. Want ik zag het natuurlijk al wel aankomen: iedereen verwachtte natuurlijk dat ik fully and completely realized weer uit het vliegtuig zou stappen, vol van meeslepende verlichtingservaringen en diepe inzichten… Als een Boeddha zeg maar. Niet dus: ondanks al dat mediteren was ik gewoon mijzelf gebleven. En wat moet je dán op zo’n vraag zeggen?
Het antwoord kwam gelukkig vanzelf, net een week of wat voordat ik Sogenji weer zou verlaten. Het schoot ineens door mijn hoofd. Namelijk dat het niet belangrijk was wat het me wel of niet zou brengen. Waar het om ging was dat ik – toen ik het jaar ervoor besloten had om naar Japan te gaan – géén betere beslissing had kunnen nemen. En: hoe goed het was om daar in Sogenji te zijn, ongeacht wat er daarna zou gaan komen of wat het me op zou gaan leveren.
En natuurlijk blijkt – nu ik weer terug ben – hoeveel dat jaar voor mij betekent heeft. Maar dat zit ‘m vooral in de kleine dingen, niet in ‘het Grote’. Zo ben ik in Japan bijvoorbeeld een veel betere kok geworden. Creatiever, meer gevarieerd én efficiënter (ik blijk ineens prima te kunnen multitasken). En dat heeft alles te maken met wat ze in Japan kufū noemen.
Kufū laat zich niet zo makkelijk in het Nederlands vertalen. In het Engels is het zoiets als creative invention. De Roshi legt het in het boekje How to do zazen als volgt uit: ‘To not have the slightest extraneous thought in our mind but to do what we’re doing with everything we are and with our life on the line, this is kufū.‘
Maar wat heeft dat met koken te maken?
Iedereen in Sogenji was eens in de pakweg 2-3 weken daily tenzo (kok) en die dag kookte je voor de hele sangha – een man of dertig. En omdat de lunch in Sogenji toch wel het hoogtepunt van de dag was, deed iedereen daar erg zijn best voor. Ik natuurlijk ook. De eerste paar keer dat ik tenzo was, probeerde ik altijd één of ander lekker Nederlands recept klaar te maken. Maar er was één probleem: je moest het als tenzo doen met net wat er toevallig aan groente en andere ingrediënten in de cura lag. Even naar de supermarkt rennen was er niet bij. En juist de smaakmakers die ik voor mijn gerechten zo hard nodig had – crème fraîche, knoflook, tomatenpuree – tja, die waren er dan natuurlijk niet. Als je je dan – zoals ik – toch vasthoudt aan je recept… dan is dat dus niet echt een recept voor succes. Daar kwam ik snel achter.
Het heeft een tijdje geduurd, maar na een paar keer tenzo te zijn geweest kreeg ik het uiteindelijk door: ik moest niet uitgaan van de mooie recepten die in mijn hoofd zaten, maar ik moest het doen met wat er voor mijn neus op de tafel lag. En vanaf toen werd koken eigenlijk heel makkelijk. Want terwijl ik de groente stond te snijden, kwamen de ideeën vanzelf. Moest ik ineens denken aan iets wat ik eerder in de koelkast had laten liggen en eigenlijk prima kon gebruiken. Of aan iets wat ik iemand anders al eens had zien maken en wat ik met wat kleine aanpassingen zelf ook zou kunnen doen. En dat ging de hele tijd dat ik in de keuken stond zo door.
Ook wist ik om de één of andere reden ineens precies wat er nog moest gebeuren om het eten stipt om 13:00 – zoals het hoorde – op tafel te hebben staan. Vroeger zou ik bijvoorbeeld – als het bijna tijd was – iets als ‘shit, nog maar vijf minuten…’ gedacht hebben. Nu was het: ‘Nog vijf minuten? OK, dan kan ik dus nog vijf dingen doen. Dus nu eerst dit, en dan nog dat.’
Samenvallen met wat je aan het doen bent, ruimte geven aan je gevoel, vertrouwen op je creativiteit en vooral ook: dat alles gewoon durven te doen. En je dus niet laten afleiden door gedachten die zeggen dat je het niet kunt of dat het vast gaat mislukken. En als je je daarvoor kunt openstellen, dan zie je jezelf opeens dingen doen die je anders nooit gedaan zou hebben.
Dan zet je je schaar in een hakama* van 125 euro, terwijl je nog niet eens weet hoe de naaimachine werkt. Klim je samen met Bodhi over stoffige balken – want een trap is er niet – naar de top van de Sogenji-pagode, terwijl je eigenlijk niet zo’n held bent en hoogtevrees hebt… Dat is waar kufū eigenlijk op neerkomt.
Terug in Nederland probeer ik dat er in te houden en koken is daarvoor een prima oefening. Dus heb ik nu iedere week een tas met biologisch geteelde groenten van Odin: telkens weer een verrassing wat voor groente erin zit, telkens weer de uitdaging om het daarmee dan ook te doen en om niet toch maar even snel naar de supermarkt te rennen. Net Sogenji.
* een soort broekrok die we in Sogenji veel droegen, bekend van bijvoorbeeld aikido.
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
(c) 2012 Bertjan Oosterbeek