Hoewel het alweer drie maanden geleden is dat ik schreef over mijn ervaringen als monnik in Thailand en ik ook al weer terug ben in de gematigde klimaatzone, heb ik toch het toetsenbord er maar weer bij gepakt. Het is leuk om ook over de laatste twee maanden die ik februari en maart in Myanmar (Birma) en Thailand heb doorgebracht wat te schrijven. In oktober 2016 ben ik na een wijding in de tempel in Waalwijk boeddhistische monnik geworden. Dezelfde maand ontmoette ik Duitse monniken in de Langesebold tempel. Onder wie de bhante Mokkhitta uit Hamburg, hij nodigde me uit op tudong, welk idee voor mij zo aantrekkelijk was dat ik alleen al om die reden monnik gebleven ben. Tudong is het met minimale middelen rondtrekken. In aflevering negen van deze serie schrijf ik over de looptocht van Fish cava en de vallei van de Wat Pa Tam Wua.
Na de tweede loopdag vanaf het klooster in Mae Hong Son worden Mokkhita en ik s ochtends wakker in ‘ons’ bosje. Na het opbreken bij dageraad is het maar een klein eindje lopen naar het eerste dorp waar we pindabat gaan doen. Pindabat is op voedselronde gaan, het is opgebouwd uit de begrippen, p, i a ṇḍ dat ‘een homp voedsel’ betekent in het Pali en Bat wat de Thaise vorm van de Pali term Patta is, en ‘de bedelnap’ betekent.
Bij de eerste winkel in het dorp doen we weer de bepakking af en ik doe ook mijn slippers uit, dat is de gebruikelijke manier. Na slechts twintig meter gelopen te hebben kregen we al gelijk eten bij de winkel en ook een uitnodiging om bij een huis/winkel honderd meter verderop te komen eten. Waarschijnlijk was de winkel van de broer van de vrouw op een brommer die ons uitnodigde. In de winkel worden rijst en landbouwbenodigdheden verkocht.
We kregen gelijk thee en alles voor ons ontbijt werd snel en efficiënt klaargezet, zelfs een paar stokjes saté van de BBQ waar ik al over had lopen fantaseren werd ons aangeboden. De dankzegging mag ik doen omdat ik in de Thaise traditie in de sangha ben opgenomen, terwijl Mokkhita uit de Birmese traditie stamt, waar hij de hier gebruikelijke teksten niet geleerd kreeg. Die recitatie eindigt met: “Voor iemand die stadig de eerbiedwaardigen eert nemen vier zaken toe levensduur, schoonheid, geluk en kracht.”
Na dit warme ontbijt lopen we aan weerszijde van de scherp gesneden bergruggen langs rijstvelden-terrassen. Door de vallei loopt een riviertje, op het laagste punt in de vallei natuurlijk, maar er is ook een kanaal aangelegd dat bovenlangs de rijstvelden loopt, voor de irrigatie. De weg klimt soms stijl en mijn vrije klierige associaties over Duitsers en hopmannen wordt gevoed als Mokkhita vrolijk zwaaiend voorbij komt rijden, achterop een brommer. Tien minuten later ben ik ook bij het bushokje op de kruising waar hij is afgezet.
Onderweg bezoeken we nog een, wat excentrieke kluizenaar monnik, die in een grot aan de weg verblijft. Hij liet zijn meditatie plekje zien in zijn grot. Ik vraag me af waar de bergen van gemaakt zijn. Dat er grotten zijn duidt op karst verschijnselen en karst op kalksteen. Toen ik versleten stalagmieten zag was dat dat betekent dat het kalkrotsen zijn waar stroompjes holtes in gemaakt hebben. Gemaakt door miljarden levende wezentjes die in tropische zeeën gestorven zijn en waarvan de kalkskeletjes nu bergen vormen… Zo vaak is de dood een deel van een wezens tocht door samsara. Het moet vroeger ook veel natter zijn geweest in dit gebied.
Daarna ging het verder richting Tam (grot) Plaa (vis). Al tegen twaalven komen we aan en zijn welkom op het kampeerterrein. Tam Plaa is ook het hoofdkwartier van de boswachters van deze provincie. Ook dit is een bekende en geliefde stek van bhante Mokkhita. We lunchen met wat koekjes, fruit en sojamelk die we nog gekregen hadden. Later vertelde Mokkhita dat, toen hij zijn levensplan overwoog hij hier zat, voor toen alweer de derde keer, en zich afvroeg wanneer het genoeg zou zijn. Die gedachte bracht hem weer een stap dichter bij het toetreden tot de bhikkhu sangha.
De vissen zwemmen voor hun plezier de grot in waar lekker koel (zuurstofrijk) water uit de berg stroomt. Ze worden door de Thai gevoerd met vers groen voer, wat met devotie gedaan werd. Verder was het een rustig zijn in de mooie omgeving. De volgende dag liepen we weer naar het eerstvolgende dorpje. Na vier straten doorkruist te hebben hadden we genoeg eten en gingen in een schuilhut ontbijten. Daarna was er een lange wandeling voor de boeg. Ik bewonder de Thaise wegenbouwers die door dit geaccidenteerde landschap de weg hadden weten aan te leggen. Op de hete periode van de dag pauzeren we weer. Er ontspint zich een discussie over de kilesa’s.* De smetten. De discussie grensde aan een wedstrijdje over wie het beste wist wat ze waren en hoe belangrijk het überhaupt is om precies te weten wat ze zijn. Ik besloot toen toch maar een Kindle of smartphone te nemen zodat ik het begrip zou kunnen opzoeken. Ooit had ik ze gememoriseerd, maar tot mijn ongenoegen was die kennis weer weggezakt. Uiteindelijk bleef de discussie zonder conclusie. Het mooie van deze discipline is dat de nadruk altijd eerst ligt op het behouden van een goeie mentaliteit. Vandaar dat we er ook mee op konden houden toen die mentaliteit even onder de discussie te leiden had.
Na de middagpauze gingen we weer op pad. De weg bleek langer dan ik dacht, de bergpas die we over moesten bleek uit een hele serie klimmen en dalingen te bestaan. Mokkhita had duidelijk wat last van zijn voetzolen, ik liep vooruit. Zeker nog tien kilometer te gaan voor een kampeerplek. Het begon bijna op echte inspanning en ontbering te lijken, tot er een pick-up stopte met een alleraardigste Thaise dame aan het stuur. We hadden geen lift gebaren gemaakt, dat is ook vragen, maar een aanbod aannemen mag. In opperbeste stemming zaten we de ca. twintig kilometer tot aan Wat Pa Tam Wua, Klooster (van vihāra(?) = verblijfplaats) Bos Grot Os, achterin de pick-up. WTW ligt in een zijdal van de Pai rivier waar nagenoeg geen gemotoriseerd verkeer komt. Er hangt een weelderige stilte.
Mokkhita besloot dat we niet direct het klooster in zouden gaan. Binnen het klooster zouden we ons gelijk moeten voegen naar de dagorde daar. Dus stonden we weer bij een schuilhut. Hier waren de nachten duidelijk koeler, maar ik had genoeg dekens. De volgende ochtend zouden we naar het dorp gaan waar hij goede pindabat herinneringen aan had. De dorpelingen daar zijn bijzonder vrijgevig.
*De bediscussieerde kilesa’s (bezoedelingen) zijn de aangenomen onjuiste mentale houdingen en aannames die de heldere en stralende eigen staat van de geest vertroebelen en verduisteren.
De Boeddha beschrijft de kilesa’s als van buiten komende ‘dingen’ die je met een breed spectrum van middelen kan verwijderen. Soms door ‘gebruik’, bijvoorbeeld om je van het onaangename gevoel van honger te ontdoen is eten en drinken nodig. Idem voor zieke: medicijnen. Soms door ‘vermijden’ van gevaarlijke beesten en ongepaste omgevingen. Soms door ‘ontplooiing’ bijvoorbeeld het openstellen van je hart voor al wat is in de wereld. In de sabbā sava sutta (alle smetten uiteenzetting) is de Ontwaakte hierover aan het woord.