Meditatiearbeiders verbreekt uwen keetenen! In de beeldspraak van de Boeddha komen we termen als net (van twijfel), moeras (van meningen) en ketens (aan samsāra) tegen. Het net doorklieft hij, het moeras vermijdt hij en de ketens verbreekt hij.
In de sutta’s reikt de Boeddha een handzaam rijtje van 10 ketens (samyojana) aan waarin wat hem betreft wel de vijl, kniptang of snijbrander gezet mag worden. Het zijn mentale patronen, hebbelijkheden. Wanneer ze sterk zijn mogen ze ook wel obsessies, verslavingen en persoonlijkheid stoornissen, narcisme en waanzin genoemd worden. Maar we houden het hier even gezellig en opteren voor de term neiginkje. Er wordt in de sutta waarin de bindingen genoemd worden een mooi verband gelegd tussen het ontbinden van die banden en de vier opstapjes naar volledige verlichting.
Alle dieren, onverlichte mensen-, deva’s, goden, engelen, elfjes etc. etc. hebben te lijden van de ketens. De geest kan niet in volle vrijheid opereren wanneer de ketens de mentale flux nog inperken. Eigenlijk zijn de eerste drie bindingen het meest interessant. Als die banden wegvallen valt de hele ton van zotternij en razernij korte tijd later geheel aan duigen. Hoogste tijd dus, om als vriend van Howard Jones, de uitdaging om je mentale ketens af te werpen aan te gaan:
I’ve been waiting for so long
To come here now and sing this song
Don’t be fooled by what you see
Don’t be fooled by what you hearThis is a song to all my friends
They take the challenge to their hearts
Challenging preconceived ideas
Saying goodbye to long standing fearsDon’t crack up, bend your brain, see both sides
Throw off your mental chainsI don’t want to be hip and cool
I don’t want to play by the rules
Not under the thumb of the cynical few
Or laden down by the doom crew
Keten 1: sakkāyadiţţhi – het geloof in een zelf
Vanwege zijn verderverlijk aard staat het geloof in een zelf, een innerlijke kern of ziel bovenaan in de lijst van ketens aan samsara, het doelloos rondzwerven door de verschillende bestaanstoestanden. Het waan-idee van een permanente persoonlijkheid, misplaatste trots en eigengereidheid zie je bij doffers, woerden en de meeste mensen wel terug. Het uit zich o.a. bij egoïsme waar plezier hebben overgaat in: plezier hebben ook als dat ten koste gaat van anderen of toekomstige generaties.
De Boeddha sloopt dit idee van het ZELF met zijn analyse van de ‘persoon’ in de vijf khanda’s (groep of hoop, te weten lichaam, gevoel, perceptie/opvatting/herkenning, gevoel, wilsrichting en bewustzijnsstaten en typen, zie vijf khanda’s in wiki). Als we als voorbeeld werken we een analyse van de eerste twee khandha’s uit, lichaam en gevoel. Het lichaam is in de menselijke, en breder gezien, ook in de (zoog-)dierlijke groei vanaf zygote tot meercellig wezen en ook in de latere afgetakelde staat van het lichaam, niet in een staat van zijn, maar in een flux van samenstellende delen. Nergens is een moment aan te wijzen waar het lichaam zich in de meeste echte, de meest “eigen” staat bevindt. In een moment is er ook bij een anatomisch beschouwing van jezelf niet iets eigens. De ca. 250 botten, de 60? spiergroepen, talloze vaten en de diverse organen, nergens valt het op dat dit van jou is. En dat is het ook niet. Het is afhankelijk ontstaan van vader, moeder een wezen dat geboren moet worden en placentabloed, moedermelk (dat in de traditie van de nobelen ook bloed genoemd wordt, en pap, prakjes, chateaubriand e.d. Kortom dit lichaam is ontstaan door condities. En alles dat door oorzaken ontstaat vergaat.
Ook in de tweede khanda, de groep van gevoel, is het een verhaal van vorming en verval. Het mooiste geluksgevoel houdt niet aan en het ellendige gevoel van de diepste depressie gelukkig ook niet. Ook hier is geen gevoel aan te wijzen dat onvervreemdbaar van jouw is. Was het maar zo dat je zelf kon kiezen hoe je je voelt. Gevoel wordt in de Phena sutta vergeleken met een waterbel op een plas in de regen.
Keten 2: vicikicchā – twijfel of onzekerheid
Deze binding wordt vaak als sceptische twijfel of twijfelzucht vertaald. Twijfel is vaak goed, scepsis ook maar in een combinatie iduidt het op een weigering om tot een diepgravend onderzoek te komen. Het lijkt op de valkuil van het ‘vals negatief’ uit de wetenschapsfilosofie. De (mentale) test valt negatief uit maar dat is incorrect omdat dat aan een onjuiste onderzoek-methode ligt.
Een verbeterde aanpak is om met de werkhypothese dat wat de Boeddha zegt waar is aan de gang te gaan, en zijn leringen dan eens serieus in de praktijk te brengen en dan eens te kijken wat er gebeurt. Als iemand in vertrouwen op de dokter het voorgeschreven dieet/ medicatie en leefstijlaanpassingen doet, ook al vindt hij dat soms moeilijk, dan zal de therapie goed kans van slagen maken. Ook in het (theravada)boeddhisme wordt vertrouwen als de basis gezien waarop al het andere goede en mooie gebouwd kan worden. Zonder vertrouwen leent iemand niet eens zijn oor voor een zaak.
Keten 3: sīlabbata-parāmsāsa – gehechtheid aan riten of rituele handelingen
Nummer 3 van minder belang in het Westen: Het kleven aan riten en rituelen als verlichtingwordingsstrategie. Bijvoorbeeld door eindeloos bepaalde puja’s uit te voeren of geloftes op te nemen. Het in sterke overtuiging aannemen, als middle ter verlicht-wording, van dieet voorschriften hersenloos opzeggen van mantra’s e.d. valt ook onder wat zich in de mentaliteit van iemand die met deze keten belast is voordoet.
Wanneer deze drie banden door wijsheid, door het zien van hoe het in elkaar zit, doorsneden zijn bereikt diegene het stroomwinnaarschap, sotāpanna, en wordt een van de ariya-sangha, de groep van nobele wezens. De eerste glimp van nibbāna is gezien en alle twijfel aan de leer van de Boeddha is daardoor verdwenen. De banden komen nooit meer terug. Iemands persoonlijke trekken blijven natuurlijk, maar diegene ziet ze meer als gevormd karakter dan als ingeboren karakter. De overige zeven ketens gaan er ook uiterlijk in de zevende wedergeboorte aan. Een sotāpanna ondergaat geen lagere wedergeboorte dan als een mens. Hij kan de vijf verschrikkelijke daden niet meer doen: het verwonden van een Boeddha, het doden van een Arahant, het veroorzaken van een schisma in de monniken- of nonnenorde, het doden van zijn vader, het doden van zijn moeder.