Is het boeddhisme opium voor het volk? Die vraag kwam op in onze zengroep.
Karl Marx noemt religie ‘opium van het volk’ en niet voor. Hij voegt er aan toe: ‘De opheffing van de religie als illusorisch geluk van het volk is de vereiste voor zijn werkelijk geluk. De eis om de illusies over zijn toestand op te geven is de eis om een toestand op te geven die illusies nodig heeft’.
De 19de eeuw waarin Marx leefde was voor de laagste klassen een tijd van uitbuiting, armoede en gore ellende. Religie is voor Marx een illusie die enerzijds de pijn van deze gore ellende onderdrukt, en tegelijkertijd de opheffing ervan tegenhoudt.
De verschuiving van de uitdrukking ‘van het volk’ naar ‘voor het volk’ is op zich interessant. Als het van het volk is, hebben de mensen het nog in eigen beheer. Voor het volk suggereert dat het van hoger is toegediend. ‘Voor’ klaagt de misbruiken aan maar ontkracht de slachtoffers. ‘Van’ geeft het de indruk dat de verantwoordelijkheid bij de slachtoffers ligt en de daders buiten schot blijven.
Is religie opium? We hebben keer op keer geargumenteerd dat ‘religie’ een vaag gedefinieerd westers concept is waarin je een bonte verzameling gedachten, gevoelens en gedragingen terugvindt, waarvan er geen enkel specifiek is voor religie. Je vindt illusie binnen en buiten religie, en niet alles binnen religie is illusie.
Marx kiest het element illusie uit om religie te definiëren en maakt daarmee zijn punt. Voor veel mensen is religie een illusie waarmee ze de pijn van het leven proberen te verzachten. Als mensen hun religie verliezen is dat vaak wanneer die illusie doorprikt wordt of wanneer de pijn van het leven te erg wordt.
Voor de overheid is religie als illusie een vorm van sociale controle. ‘Un curé vaut deux gendarmes’ wordt aan Napoleon toegeschreven. Om die reden ging hij de religie financieren, een systeem dat alleen in Belgie nog is blijven bestaan.
Is boeddhisme religie? In het Marxistische China werd het boeddhisme zwaar onderdrukt en zelfs bijna uitgeroeid. We hebben ook vaak geargumenteerd dat het Oosten geen religies kende, toch niet zoals Marx het woord gebruikt. Is het boeddhisme in China het jammerlijke slachtoffer van een vertaalfout?
Los van de discussie of het boeddhisme nu een religie is of niet blijft de vraag: vinden we in die bonte verzameling die we boeddhisme noemen opium van/voor het volk terug? Mijn antwoord is een eenduidig: ja.
In een reader over het Reine Landboeddhisme noemt Kapstein de cultus van Amithaba in Tibet en het streven daarbij naar wedergeboorte in het Reine Land ‘een uitgewerkte marketingcampagne die de nadruk legt op de ongemakken van iemands huidige omstandigheden en in de plaats daarvan een wedergeboorte belooft in een betere plek’.
In Azië zul je merken dat ziekte en tegenspoed vaak toegeschreven worden aan iemands karma uit een vorig leven. ‘Eigen schuld, dikke bult’. Als je nu goed karma accumuleert door je voorbeeldig te gedragen, zul je het in je volgende leven beter hebben.
Ook hier bij ons heb ik boeddhisten horen redeneren dat als je reïncarnatie ontkent, dat je dan het fundament onder het boeddhisme uithaalt en het motief wegneemt om in dit leven de dharma te beoefenen.
Voor alle duidelijkheid: boeddhisme is niet per definitie opium van/voor het volk, ook het Reine Landboeddhisme niet. Het kan ook anders, maar het speelt vaak wel die rol in de levens van mensen.
Het meest merkwaardige aan het Marxistisch experiment is dat het in hoge mate gelukt is en tegelijkertijd compleet mislukt. We leven niet meer in de gore ellende van de 19de eeuw. Zelfs de meest fervente antimarxist wil daar niet naar terugkeren.
Tegelijkertijd hebben we het werkelijke geluk dat hij voorspeld had niet gevonden. Onze behoefte aan illusies is nauwelijks afgenomen. Depressie is in de rijke landen een van de grootste problemen voor de volksgezondheid. Opium is vervangen door Valium en Prozac.
Ook de illusies tieren welig. Loop een boekhandel binnen en kijk naar alle titels over geluk. Al die valse beloften die mensen gretig omarmen. Positief denken, gezonde voeding… Niet dat gezonde voeding niet belangrijk is, het zijn de valse claims die kritiekloos worden opgenomen.
In grote lijnen zijn er twee wegen: afleiding zoeken en zekerheden. Religie kon beide aanbieden. Religie had de waarheid in pacht en spiegelde ons mooie fantasieën voor. In onze welvaart is het repertoire uitgebreid ver buiten de religie.
Voor velen heeft de wetenschap de plaats van de religie ingenomen. We verwachten nu van haar de ‘waarheid’. Sommigen zien de achteruitgang van de religies als een teken dat mensen minder illusies nodig hebben. Mij lijkt het eerder een teken dat onze rijkdom en technologische vooruitgang ons toelaten ze elders te vinden.
Opium is niet alleen pijnstillend en angstwerend. Het is ook verslavend. Daarom reageren mensen zo heftig als je aan deze thema’s durft te raken.
Een pijnlijke vraag: Is mindfulness opium voor het volk? Helaas, ja. Niet dat het onze bedoeling was maar het wordt in de gelukshype mee opgenomen. Daarom moet ik een boek schrijven met als titel ‘Wat mindfulness niet is.’
Waarom? Waarom zijn we niet gelukkig geworden in onze welvaart? Hier vind ik de Boeddha wijzer dan Marx. Ook de Boeddha wijst op het lijden veroorzaakt door maatschappelijke ongelijkheid, maar tegelijkertijd beseft hij dat behoeftebevrediging ons niet gelukkig zal maken.
Zijn uitgangspunt is dat we altijd onbevredigd zullen blijven, dat alles vergankelijk is en dat niets echt vast staat. Dat is geen grote filosofie, dat is platte realiteit. Het is die platte realiteit die ons beangstigt en naar ‘opium’ doet grijpen.
De basale vraag is hoe we met die platte realiteit omgaan. Willen we angst bezweren door weg te kijken? Door ze te vervangen door dogma’s en waarheden? Door een illusie van beheersbaarheid oproepen? Zal de wetenschap ons eindelijk het ultieme antwoord op al onze vragen geven?
Of is er een ander mogelijkheid?
De basale vraag aan iedere religie, spiritualiteit, levensbeschouwing, ‘bricolage’ … is: Zijn we bereid te kijken? Of zoeken we een uitweg? De grens lijkt soms flinterdun maar het is een wereld van verschil.
Wat zen mij geleerd heeft is die bereidheid, en het vertrouwen daarin. Wat zen mij geleerd heeft is dat het leven mogelijk is.