Dit is al gedurende vele jaren de Vraag der Vragen; althans voor mij.
Mijn naam is Henk, maar dat is niet wie ik ben.
En die egocentrische zeurzak dan, die op vele slakken zout legt en van alles over van alles vindt? Hm, dat is meer hoe ik me gedraag, maar dat is niet wie ik ben. Misschien dan die vent, die middels vele zware inspanningen zijn buik in toom en zijn kracht op peil wil houden?
Afgezien van alles, is dit oude corpus dat het knagen van de tand des tijds even vergeefs als graag onder controle wil houden in de loop der jaren dermate verouderd, dat het tussen de plooien, rimpels en grijze haren door nauwelijks nog herkenbaar is – voor vriend en vijand. De vergankelijkheid straalt er af en ik voel het aan alle kanten. Ben ik dat? Dezelfde die als peutertje met een grote krul op het hoofd aller harten brak?
Boeddha had volkomen gelijk; alles wat ooit werd samengesteld zal ook weer uiteenvallen. Ik vind dat heel erg waar, maar ook niet écht leuk. Wie precies vindt wát niet leuk? Nou, eh… en dan sta ik weer aan het begin van deze column, de titel. Honderdzevenenzeventig woorden verder en zelfs nog geen begin van een antwoord.
We bestִáán niet, roepen allerlei volgers van boeddhistische leringen. Ja, dank je de koekoek.
Vroeger geloofde ik in het existentialisme. Er was geen transcendente god, het bestaan was nutteloos en ik moest mijn individuele vrijheid, waar ik toen nog in geloofde, zoveel mogelijk aanwenden om mijn eigen bestaan zinvol en inhoudsvol te maken. Hand in hand daarmee gaf ik kopjes aan Marx, het socialisme en het milde anarchisme van de jaren 60/70. Vrijheid! Doen wat je wilde, zolang je een ander maar niet in de weg leefde. Dat leek mij wel een aanvaardbare formule om gedurende het leven te hanteren. De weerbarstige werkelijkheid had echter nog het een en ander in petto voor mij. Eén en ander dat, zoals dat zo mooi heet, niet altijd het mooiste in mezelf omhoog haalde. In toenemende mate werd ik mezelf ervan bewust dat bepaalde gedragingen, of volgens mijn exen misdragingen, toch wel veel lijden en narigheid veroorzaakten. Bij mezelf en bij de ander. Het ego dat ik ermee had willen oppoetsen bleef even dof als altijd, en na mijn zoveelste huwelijks of relatiecrisis besloot ik dat het welletjes was. Voor ik het wist zat ik met mijn edele delen op een kussentje te contempleren over vragen als: ik ben bezig om het lijden te beëindigen, is dat niet de ultieme egodaad? Wie of wat lijdt precies? Ik legde deze vraag natuurlijk voor aan mijn boeddhistische leraar van dat moment, die mij ietwat zuur opdroeg op te houden met die rare egospelletjes die hij vergeleek met een hond die zijn eigen staart opvrat. Dat ego, dat bestaat niet werkelijk, zover was ik al. Maar waarom verzette mijn hele wezen, met gevoel en gedachte zich dan tegen deze ontdekking? ‘Dat is hetzelfde ego dat je probeert te bestrijden,’ zei een vriendin van me, die voorheen non en vertaalster in een boeddhistisch centrum was. Dat klonk heel wijs, maar bracht niet het verlangde inzicht.
Ruim 15 jaar geleden kwam ik met dzogchen in aanraking. De lessen van Namkhai Norbu Rinpoche en een aantal boeken, zoals De Vlucht van de Garuda van Shabkar Lama, gaven mijn inzichten een boost in de (juiste?) richting. Niet dat ik het nu allemaal weet, maar soms, als ik niet oppas, krijg ik het gevoel met begrip en inzicht een aarzelend begin gemaakt te hebben. Om te begrijpen wie je bent moet je de aard van de geest onderzoeken, adviseert Rinpoche zowel als Shabkar Lama. Veel mensen die ik uit de Dharma ken zeiden dingen als: De geest is leegte. Volgens Shabkar Lama zijn deze uitspraken volstrekt zinloos en geven onvruchtbare vooroordelen. ‘Totdat je zelf het antwoord realiseert, veroorzaken dergelijke uitspraken slechts twijfels. Het lezen van dit boekje (De Vlucht van de Garoeda, uitgeverij Karnak, 1994 en vertaald door Robert Hartzema) maakt mij vooral duidelijk wie ik niet ben.
Ik denk nu dat de enige manier om erachter te komen wie je bent is, dat je besluit om deze zoektocht op te geven.
Ontevredenheid met je zijn maakt dat je gaat zoeken naar hoe het zijn anders kan zijn en hoe het ook hoort. Het roept weer het beeld op van die hond met zijn afgekloven staart.
Trungpa Rinpoche zei: ‘Zijn wie je bent, in plaats van zijn wie je wilt zijn.’ Maar wie, bij de Drie Juwelen, bén ik dan? En zo ben ik alwéér bij de titel van deze column aangeland. Nog steeds als een hond die zijn eigen staart opvreet. Alleen wel met het inzicht, dát ik mijn eigen straat opvreet.
Willem zegt
Henk…..je bent!
“Ik”, is je ego, je weet wel, als een ui. Alle rokken afpellen en het blijkt niets te zijn.
Kan je hier wat mee. Nee, natuurlijk niet. Het zijn maar woorden.
Het zijn woordspelletjes of misschien wel koans. Je hebt: Wie ben ik? en Wat ben ik? en Waarom ben ik? en Wat was je gezicht voor je geboren werd? en Wat is het geluid van één hand die klapt.? en Hoe lang is een Chinees? etc. Je kon er wel gek van worden.
Dus, helemaal met je eens. Stop met zoeken, in ieder geval in woorden. Daarin ga je het niet vinden. Wie weerhoudt je er van (of wat of waarom)?
kees moerbeek zegt
Met je eens, Willem. Dit heeft mij er door gesleept. Iedereen kan zijn voornaam veranderen.
https://www.youtube.com/watch?v=GLVc1PLcD_o
Maarre zou het gezoek eigenlijk om angst gaan? Dan helpt het je naam veranderen, hier raad https://www.youtube.com/watch?v=IZPGp5H4jJ4
Henk van Kalken zegt
Ja, Willem, datgene wat je zoekt is zoekende. Vanmorgen dacht ik: ik denk, dus ik ben niet. Wie dacht dat? Enzovoort.
robq zegt
Soms hoort men stoere verhalen over ego-dood. Dat is waarschijnlijk onzin, je hebt ego nodig oa als ‘chauffeur’. Maar na deconstructie van het grote Ego is het zijn oppermacht kwijt. Nu dicteert je grote ‘ik’ niet meer je systeem maar zitten de deel-ego’s rustig in de kast te wachten voor gebruik terwijl men kalm verder vaart maar nu wel met een kleiner en vriendelijker ‘ikje’. En opeens is dat malle gedrag van het grote Ego ook verdwenen. Het is er vaak nog maar zonder te domineren. Emoties zijn er nog steeds, gelukkig, maar evenwichtiger en zonder de boel te overheersen. En dit is maar een voorbeeld.
Piet Nusteleijn zegt
Is het mogelijk te stoppen met zoeken?
Is het mogelijk dat te besluiten?
Besluiten is denken.
Wanneer je besluit te stoppen met zoeken is dat een gedachte.
Is het mogelijk te stoppen met denken?
Ja.
De belangrijkste eigenschap van het denken is die vraagstellerij. Het denken heeft vastgesteld dat “wie ben ik”; een belangrijke gedachte is, een kerngedachte, een kernvraag.
Het denken kan ook zelf op die vraag een antwoord geven.
Het denken weet inmiddels ook wel dat dit slechts een beperkt antwoord is, en het kan daarom geen genoegen nemen met dit eigen antwoord.
Dat komt omdat het denken nooit tevreden is met zijn beperkte antwoorden.
Wanneer het denken gestopt is, leef je wel door en dan komt er ineens een antwoord, wat je een antwoord kan noemen, maar het is een antwoord dat je zelf niet kan snappen of kan uitleggen. “Het komt als het ware zomaar uit de lucht vallen”.
Wanneer je het bij jezelf houdt en zwijgt heb je er genoeg aan. Je weet dan “wat je bent”. Op dat moment “weet” je het. Vervolgens komt er weer een gedachte; hoe zit alles nou in elkaar, wie ben ik, wat is leven, wat is dood…en daar ga je dan weer.
Het is mogelijk om met dat denken te stoppen.
Wanneer dat denken is gaan liggen, gaat het leven kennelijk door en gebeurt er het een en ander…je weet feitelijk niet precies wat dat is. Je weet feitelijk niet wat je weet.
Het is een heel verhaal Henk.
Henk van Kalken zegt
Bedankt voor het meedenken, Piet:-)
Zelf denk ik dat je het denken nooit kunt stoppen. Er zullen altijd gedachten blijven opkomen, dat is je natuur. In dzogchen wordt geleerd om gedachten te observeren zonder volgen, tot ze opgeduveld zijn.Dat is de manier waarop je ze zichzelf laat bevrijden. Niettemin blijft de existentiële vraag bestaan, misschien in verschillende termen, voor ieder van ons iets anders. En je hebt gelijk, er zullen steeds opnieuw van dit soort listige vragen ontstaan. Aan ons om te proberen ze wel of niet te beantwoorden.