In de kolommen van het Boeddhistisch Dagblad worden vaak discussies gevoerd over thema’s die in boeken staan. Vaak noemt iemand een boektitel, behorend bij een boek dat je moet hebben gelezen (anders kun je niet meepraten). Recent nog bij het artikel van Jules Prast ‘De knuppel in het hoenderhok.’ Leuke discussie, daar niet van. Maar wat opviel was het belang wat veel mensen hechten aan de afgedrukte wijsheid in boeken.
Een enkeling wijst er wel op dat er voor een boeddhist niet veel uit boekenwijsheid te halen valt, maar het lijkt vaak alsof alleen al het feit dat een onderwerp in een boek uiteen wordt gezet het geschrevene een meerwaarde geeft. Dit doet me denken aan een verhaal dat al vele jaren in mijn hoofd zit. Hoe ik er aan kwam weet ik niet zo goed meer, maar dat doet er voor het verhaal niet toe.
Rondom de Eerste Wereldoorlog was er een Engelsman uit een gegoede familie, die op zoek was naar de zin van het bestaan nadat hij op de slagvelden van België en Frankrijk gediend had. Hij overleefde de verschrikkingen van de oorlog, maar de structuur van zijn denken en voelen was uiteengereten door de granaatinslagen en het gedonder van het geschut. Thuis, in de beschutte omgeving met zijn aristocratische ouders, kon hij die structuur ook niet zelf herstellen, met of zonder whisky. Hij herbeleefde in menig nachtmerrie de hel van verscheurde lichamen in loopgraven vol modder. Hij vond zijn draai ook niet meer in zijn voormalig veilige familiebestaan. En trok op een regenachtige novemberochtend het hek van het voorvaderlijk landgoed achter zich dicht en ging, met vrijwel geen bagage, doch slechts een een rugzakje en weinig geld op zak op zoek.
Waarnaar? Dat wist Nevil, zoals de man heette, ook niet zo goed. Maar hij had een vaag gevoel dat er ergens in de wereld antwoorden te vinden waren op vragen die hij zich tijdens zijn zoektocht vast nog wel zou stellen. Hij ging aan de slag als mijnwerker in de kolenmijnen van Wales. Van een oudere kompel met stoflongen, die niet lang meer te leven had, kreeg hij een grote stapel boeken. Het waren filosofische werken van Nietzsche, Schopenhauer, Kant, Goethe en een paar oude Griekse filosofen. Hij sleepte deze boeken altijd met zich mee, waar zijn rusteloze gezoek hem ook bracht. De Hallen in Parijs bijvoorbeeld, waar hij vis bewerkte en bij boeren, waar hij zich verhuurde als knecht. Elke vrije minuut las hij in zijn boeken en hoopte dat zijn wijsheid hierdoor voortdurend zou toenemen tot hij zijn bestaan zou begrijpen. De luxe en de decadentie van zijn oude leefmillieu was hij al bijna vergeten.
Zwerver uit Ladakh
Bij een boer in Spanje ontmoette hij een zwerver uit Ladakh, die net als Nevil op zoek was naar de zin van het bestaan. Deze man, Anand, een kleine, magere man met een snor was tot de conclusie gekomen dat het zwerven geen werkelijke nieuwe inzichten bracht en dat zowel vraag als antwoord uitsluitend in jezelf te vinden was.Hij wilde terug naar zijn vaderland in Ladakh, waar de wereld verstild was tot bergcontouren , sneeuw en kloosters die als neergeworpen blokjes op berghellingen stonden. Anand raakte met Nevil in gesprek en Nevil besloot om met zijn nieuwe vriend naar Ladakh af te reizen en zich te verdiepen in de wijsheden van hindoeïsme en boeddhisme. Na lange omzwervingen, waarbij ze als stokers aanmonsterden op een vrachtboot bereikten ze tenslotte Bombay. Hier drosten ze en reisden via het land door naar Ladakh – een reis waar ze twee maanden over deden.
Anand raadde Nevil aan om naar een boeddhistisch klooster te gaan, hoog in de bergen waar een oom van hem abt was. Dit was volgens Anand een bijzonder wijs man, die hem ook had aangeraden om zijn wereldreis te maken. Voor Anand had dit tot de conclusie geleid dat er buiten hemzelf om geen antwoorden te vinden waren. Nevil besloot om de abt op te gaan zoeken, nam afscheid van Anand en ging, zijn boekenvracht beschermd door een grote, met was ingevette zeildoeken rugzak op zoek naar het Namgyalklooster. De abt, Tenzin Rinpoche woonde en mediteerde daar sinds vele jaren. Inmiddels beschouwde Nevil zijn boeken als zijn belangrijkste bezit. Hij was er zeer aan gehecht en ging er zo zorgvuldig mogelijk mee om.
Na een reis omhoog, die vier dagen duurde, vond Nevil het witte klooster, gedeeltelijk in nevelen gehuld op een vroege maartse ochtend. Op de trap die naar de toegangspoort voerde stond een oude man, blootsvoets, in een enigszins verbleekt bordeauxrood gewaad hem glimlachend op te wachten. Nevil begreep niet hoe zowel hij als de oude man wisten dat ze elkaar op die dag en op dat tijdstip zouden ontmoeten, maar het gebeurde met een zekere vanzelfsprekendheid ‘Je bent welkom,’ zei de abt met een enigszins hese stem. Hij vouwde de handen samen voor de borst, boog licht en herhaalde: ‘Je bent welkom.’ Hij ging Nevil voor naar het binnenste van het klooster en serveerde boterthee. Nevil vond het gruwelijk smaken, maar liet het niet merken. De abt vond het blijkbaar lekker en slurpte er hoorbaar van. Nevil moest twee nappen achteroverslaan voor hij eindelijk kon vragen: “Rinpoche, hoe vind ik de zin van het bestaan?” “Door in je boeken te lezen?” was de abt’s wedervraag en hij lachte onbedaarlijk, waarbij het Nevil opviel dat de man een opmerkelijk wit gebit had voor zijn leeftijd. Meer antwoord kreeg Nevil niet.
Eenvoudige baan
Hij werd in de keuken tewerkgesteld en dat was een eenvoudige baan. Er werd vooral tsampa gemaakt, geroosterde gerst, en af en toe momo’s, een gevuld deeggerecht . Soms zat hij in de tempel en droomde weg bij het gezang van de monniken. Er werd met bellen gebeld en op trommen geslagen en soms schalde er een grote hoorn. Nevil begreep er niets van. Hij begreep trouwens ook niet veel van het boeddhisme en de dagelijkse rituelen in de tempel. Hij las veelvuldig in zijn boeken maar kreeg nooit het gevoel een definitief antwoord gevonden te hebben. Soms sprak hij even met de abt, maar op zijn vragen kreeg hij nooit meer antwoorden dan: ‘Datgene wat je zoekt is zoekende.’ Of: ‘Dat staat vast wel in een van je boeken.’ Na een jaar de enigszins verslavende, regelmatige eenvoud van het klooster ondergaan te hebben, begon de onrust weer bezit van Nevil te nemen. Antwoorden had hij nog steeds niet gevonden, hoewel hij erg geïnspireerd werd door de metafysische inzichten in een boek van Aristoteles.
Hij vroeg om een onderhoud met de abt en zat even later weer met een kom gevuld met de onvermijdelijke boterthee tegenover hem. De abt slurpte hoorbaar van zijn thee en zei, tussen twee slokken door: ‘Ik ben verdrietig, want ik ga mijn kok verliezen.’ Nevil vroeg zich niet eens meer af hoe de abt dit weten kon. Hij liet zijn kom bijvullen en zei: ‘Rinpoche, ik ben niet veel verder gekomen met het zoeken naar antwoorden op mijn vraag.’ De abt glimlachte en zei: ‘Ik wil dat je morgenochtend de berg opgaat. Het is een flinke tocht. Je zult daar een stenen hutje vinden dat open is aan de voorkant. Ik wil dat je al je boeken meeneemt en een zakje met wat voedsel. ‘ De abt stond op en liep zonder nog iets te zeggen weg, Nevil verbouwereerd achterlatend.
Hij besloot te doen wat de abt wilde en stond de volgende morgen vroeg op. Na het ontbijt pakte hij al zijn boeken in zijn rugzak en nam een tasje aan dat de abt hem zelf overhandigde. De abt groette hem vriendelijk en Nevil liep de trap af en draaide linksom de bergweg op. Na een uurtje doorlopen was er nauwelijks nog sprake van een weg en dat werd nog erger naarmate hij hoger kwam. Hij klauterde over puntige rotsblokken en dreigde meerdere keren te vallen. Hoewel hij al flinke honger kreeg besloot hij om door te lopen en pas iets te gaan eten zodra hij bij het hutje was. Tegen drie uur ’s middags kreeg hij eindelijk het hutje in het oog. Hij was behoorlijk moe en maakte het zakje open toen hij eenmaal in de beschutting van het open hutje zat. Hij vond een kruik met boterthee en wat momo’s, die hij rustig opat.
Zijn uitzicht was overweldigend. Hij keek neer op een diepe vallei die in de diepte begroeid was. In de verte pronkten witte bergtoppen van de Himalaya’s. De stilte was intens en Nevil genoot, terwijl hij zich afvroeg waarom de abt hem hierheen gestuurd had. Misschien kwam er nog iemand anders? Hij keek nog eens in het tasje, maar vond verder niets meer dan een doosje met zwavelstokjes. Hij besefte dat hij niet meer terug kon voor het donker werd en besloot de nacht in de hut door te brengen. Hij zocht naar wat hout om een vuurtje te maken, want het zou vast wel koud zijn gedurende de nacht. Veel was er niet en hij wachtte tot de zon onder was gegaan en de kou voelbaar werd, tot hij met wat spaanders het vuurtje aanstak. Hij trok zijn meegebrachte deken om zich heen en liet de oorkleppen van zijn muts zakken. Hij werd steeds kouder en besefte met enige schrik dat hij niet voldoende brandstof had om de nacht door te komen.
De vorst drong langzaam door tot op zijn botten toen hij de laatste tak in het vuurtje legde. Het was inmiddels ver na middernacht en hij begon zich af te vragen of hij de nacht wel zou overleven. Het vuurtje begon te doven en alle brandstof was op. Tot hij ineens besefte dat hij een flinke vracht aan papier bij zich had. Maar zijn kostbare boeken verbranden! Zijn mooiste bezit, dat hij gedurende al zijn jaren van omzwervingen gekoesterd had en overal mee naar toe had genomen. Als ik straks doodvries heb ik toch niets meer aan mijn boeken. Het was verbranden of sterven, begreep hij en greep met tegenzin en gevoelloze vingers het dikke boek van Aristoteles. Met het gevoel dat hij heiligschennis pleegde scheurde hij een paar bladzijden los.
Terwijl de vlammen opflakkerden las hij, een seconde voor de tekst verbrandde: “Er bestaat een wetenschap van wat is in zoverre het is”. Het vuur verwarmde hem en hierdoor aangemoedigd scheurde hij opnieuw een paar bladzijden uit het boek. De nacht vorderde en vergleed al bijna in de ochtend, toen Nevil met spijt zijn laatste, lijvige boek van Goethe verscheurde en aan het vuur prijsgaf. Het was al bijna licht genoeg om te vertrekken en weer naar het klooster terug te gaan. Nevil deed wat meer papier in het vuur en de vlammen sprongen op, verwarmden hem en verlichtten zijn gelaat. Zijn gelaat, dat eerder vertrokken was geweest van de kou en van spijt om zijn verbrande boekenschat begon zich langzaam te ontspannen in een glimlach. Toen hij de laatste bladzijden in het vuur wierp lachte hij hardop, pakte het tasje met de zwavelstokjes en liep de berg af naar beneden. Boekenwijsheid, dacht hij inwendig grinnikend.
‘Dank u, Rinpoche!’ riep hij in hun richting, toen hij tenslotte in de verte de muren van het klooster wit zag oplichten in de zon.
Sjoerd zegt
Prachtig!!!
Marcel Rouweler zegt
Geen woord aan toe te voegen.
Guzel zegt
What a nice story! Thank you Henk. I shall send it to My friend , who decided to change his maner of thinking and approaching to life in generally.till his 48 he was a member of a Christelijke dorps community.
2 years ago he lost his Company, was dissapointed and got burn-out. Then he started to read books about Budhism, following meditation club, searching for new goal in his life.talking to him I notice no changes, just repeating the ideas written in books. IHad adviced him to stop reading and start to live consiously,enjoying every moment of his life, without regrets.
I believe that your beautiful story can help him! Go on with your writing talent! Guzel Akhmetshina
Nic Schrijver zegt
Vroeger was alles beter.
Hoeveel warmte geeft in vredes naam een e-reader,ipad of mobiele telefoon.
Nog funest voor je ook om die in de fik te zetten
:-)
Helen zegt
Dank je wel voor dit afgedrukte verhaal vol wijsheid (en de ogenschijnlijke paradox). Een mooi voorbeeld van wat de waarde is van het geschreven woord (leerzaam) en gehechtheid eraan (bewustzijn vernauwend).
Michiel Slegten zegt
Mooi verhaal en heel mooi omschreven!