Van Palmpasen tot Pasen klinkt op allerlei plekken en zenders de Mattheüs Passion. Op TV was gisteren The Passion te zien. Het lijdensverhaal wordt verteld. Hoe reëel, gestileerd of zelfs fictief is dat verhaal?
Divers publiek
De hoofdpersoon, Jezus van Nazareth, ondergaat in het passieverhaal de marteldood. Zijn antwoorden op levensvragen weken namelijk af van die van de religieuze leiders van zijn tijd. In Bachs stilering is het verhaal van zijn kruisdood een krachtig muzikaal drama. Het kan worden meebeleefd, zoals – met heel andere muziek – ook gebeurt in The Passion. De muziekstijlen verbeelden herkenbaar lijden.
Bezoekers van uitvoeringen van de passie zijn deels aanhangers van de religie die uit Jezus’ optreden ontstond. Voor hen past het verhaal in hun geloofsbeleving. Maar er komen ook mensen louter voor het muzikaal verbeelde drama. Ze zijn geboeid door het verhaal en de muziek, maar niet als gelovige. Hoe gestileerd of mogelijk fictief is het verhaal voor hen? Of toch indringend reëel? En anderzijds: hoe reëel dan wel gestileerd is het voor de gelovigen?
Marteldoodmotief
Het verhaal over de marteldood van de hoofdpersoon in de Mattheüs Passion staat in vier versies in het heilige boek van het christendom, met vier stileringen. Het hoort bij de oorsprong van de christelijke religieuze beweging. In de kerkgeschiedenis wordt verteld over nogal wat heiligen die een marteldood stierven. Moderne martelaren zijn Dietrich Bonhoeffer en Martin Luther King. Hetzelfde verhaalmotief, met overeenkomstige levensvragen, komt in andere religies voor. In de Islam herdenken sjiïeten in tranen de marteldood van de derde imam na Mohammed, Hoessein. Marteldood is een centraal religieus verhaalmotief.
Echt fictief
Laten we even meedenken met de bezoekers van de passie-uitvoeringen die de marteldood niet meemaken als geloofswaarheid. Het muzikaal vertelde verhaal zou bedacht kunnen zijn, net als een operalibretto, een ander muzikale verhaalvorm. Het gaat primair om de verhaallijn, met daarin literaire motieven, muzikaal verbeeld. Zolang de uitvoering duurt, komt het gebeuren over als reëel, maar feitelijk is het fictie.
Vergelijk het met een hedendaagse romanschrijver die aan een nieuw boek begint. Die maakt een eigen gebruik van literaire motieven en codes. Een verhaal moet professioneel worden verteld. Schrijven is een spel met mogelijkheden, met literaire voorbeelden en gewoontes. De hoofdpersoon maakt iets mee dat een levensvraag opwerpt. Slaagt de schrijver, dan vindt de lezer het boek meeslepend en wil weten hoe dit afloopt. Wat voor keuzes maakt die hoofdpersoon? Welk antwoord krijgt de levensvraag? Het is allemaal bedacht, maar komt tot de laatste bladzijde over als echt. De lezer neemt deel aan een ernstig spel en is een tijdelijke gelovige. Zo is de niet-gelovige die een passie-uitvoering meemaakt ook een tijdelijke gelovige.
Vier versies
Hoe literair is het Jezus-verhaal dan, vergeleken met de roman? En hoe reëel? Voordat de vier evangelisten het verhaal opschreven, werd het minstens dertig jaar mondeling doorverteld, steeds met eigen stileringen. Zoals elke verhalenverteller een eigen versie bracht, zo schreef elke evangelist een eigen variant op, met een intussen gerijpte visie op de hoofdpersoon. Juist de onderlinge verschillen laten zien dat ieder zijn eigen literaire codes had en schreef voor een bepaalde doelgroep. Los van wat echt gebeurd is – als dat nog te reconstrueren was – introduceert de gestileerde verhaalvorm literaire elementen en dus een specifieke manier van vertellen. Plus een focus op levensvragen. Elke tekst is dus in de eerste plaats literatuur en maakt ruimte voor een boodschap, of het verhaal nu reëel is of fictief. Dat geldt voor evangelisten net zo goed als voor romanschrijvers.
Zeker weten
Dat een mondeling doorverteld verhaal pas na verloop van tijd werd opgeschreven, past in de gang van religieuze beweging naar institutie. Als een niveau van organisatie nodig is voor de groeiende groep Jezus-volgelingen, dan zijn het niet alleen sociale relaties die vorm krijgen. Ook voor de boodschap over antwoorden op levensvragen kiest men een vaste, gestileerde vorm. Dan vervangt een schriftelijke traditie de mondelinge. Wat genoteerd is, kan immers gemakkelijker worden gehandhaafd door de institutie en haar leiders. Verhalen worden vastgelegd en van hogerhand gekenmerkt als gezaghebbend. Dankzij hun stilering dragen ze bij aan het nieuwe zeker weten. Dat is deel van het machtsproces in een beweging op weg naar institutionalisering. Macht voegt een extra dimensie toe aan de literaire vorm. Met hun versies van het lijdensverhaal dienen de evangelisten, bewust of onbewust, de vestiging van de nieuwe religie.
Exclusief
Nog een stapje verder: deel van de machtsprocessen is de exclusiviteit van de ene religieuze institutie ten opzichte van andere. De nieuwe religie moet een eigen plek veroveren op de religieuze markt. Daarmee worden de eigen verhalen al snel in dienst gesteld van de verspreiding van de nieuwe religie en haar institutie. De stijlvorm is daarmee ondergeschikt aan de vestiging van het eigen grote gelijk en de exclusieve identiteit.
Dat bemoeilijkt tot op de dag van vandaag de interreligieuze omgang. Die zou juist gemakkelijker verlopen als gelovigen en hun leiders verhalen primair zien als een spel met gestileerde literaire vormen en motieven. Mijn leermeester Jan van Baal definieerde de mythe als ‘een religieuze waarheid in verhaalvorm’. Zo’n algemene definitie wijst op overeenkomsten tussen religies. Die helpen om het gesprek op gang te brengen. Welke waarheid als antwoord op welke levensvraag staat in jouw gestileerde verhaal centraal?
Inclusief
Kan een mythe zoals het lijdensverhaal dan nog als reëel verteld worden, letterlijk waargebeurd? Of was het slechts werkelijkheid zolang de uitvoering duurt? Voor de machtsprocessen van de organisatie en de eigen exclusieve identiteit lijkt het goed uit te komen dat volgelingen verhalen als vaststaand en reëel begrijpen. Dat hamert de lijdensweek er elk jaar ritueel in.
Maar leent wat deels op literaire codes en te vestigen belangen is gebaseerd zich wel voor een objectieve historische weergave van gebeurtenissen? En gaat het daar echt om? Is de achterliggende boodschap over levensvragen, hoe gestileerd ook, niet veel belangrijker dan de keuze reëel / fictief? Of dan het handhaven van de exclusieve institutie?
Begrepen als literair product kan het Jezus-verhaal, net als het Hoessein-verhaal, nog steeds mensen raken, gelovig of niet, alsof het zo reëel is als het verhaal in een roman. Tegelijk kan men elkaar herkennen als betrokken bij een brede traditie van verhalenvertellers die levenswaarheden verpakken in een dramatisch verhaal. In dat verhalenspel maakt exclusiviteit plaats voor inclusiviteit en kan men als gelovigen, andersgelovigen en niet-gelovigen leren van elkaars verhalenrepertoires. En van elkaars waarheden, hoe gestileerd verpakt ook. De niet-gelovige fans van de passies hadden dat waarschijnlijk al lang door, misschien wel beter dan de echte gelovigen.
Geef een reactie