‘In de Regte Heide te Goirle (Noord-Brabant, Nederland) bevinden zich verschillende (gerestaureerde) prehistorische grafheuvels. De eindbestemming is uiteindelijk voor iedereen hetzelfde, gelukkig maar. Dit is erg voelbaar in dit heidegebied en dat brengt rust. De realisatie dat we in het licht van de eeuwigheid en de kosmos niets meer zijn dan momentane wriemelende miertjes…. Much ado about nothing.’
Dank en respect, Eva, voor deze mooie reflectie.
Deze observatie is een directe vingerwijzing naar het proces van permanente verandering (P. anicca); zelfloosheid (P. anatta) en voorwaardelijk ontstaan (P. paticca samuppada) waar de Boeddha in de sutta’s steeds naar attendeert. Deze stroom van vergankelijkheid, deze flow van mekaar eeuwig opvolgende existenties—’het proces, waar ieders stel genen, zelfs ieder individu, ten goede of ten kwade, iets aan toevoegt’ (Ulrich Libbrecht).
Vergankelijkheid hoeft géén negatieve connotatie op te roepen. Integendeel. Het laat de beoefenaar de onbegrensde en oneindige eenheid van alles-met-alles inzien en ervaren.
Een eenheid die een diep mededogen (P. karuna) in zich draagt en een mateloos respect voor alle levende wezens. Waar ze ook zijn. Wie ze ook zijn. Wat ze ook gedaan en/of (in onze ogen) misdaan hebben.
Alles (zowel het heilzame als het onheilzame) wat zich in hen bevindt, is ook in ons aanwezig. Niets menselijks is ons vreemd. Het doorvoelde besef van de eigen kwetsbaarheid en intrinsieke vatbaarheid voor verlangens en afkeer zal elke beoordeling zachter maken. En ons geluk en innerlijke vrede groter.


Geef een reactie