Het observeren en beschouwen van de tilakkhana is de sleutel tot het bereiken van zelfrealisatie. Dit is waar de Boeddha naar verwijst in zijn laatste woorden, vlak vóór zijn parinibbana.
‘Vaya dhamma sankhara, appamadena sampadetha—Ik zeg jullie: alles wat de mens bezielt, is aan vergankelijkheid onderhevig. Streeft niet aflatend!’
Deze woorden vormen een blauwdruk van de kern van zijn eerste voordracht, vijfenveertig jaar vroeger, in het Hertenkamp van Sarnath, toen hij het Wiel van de Leer in beweging bracht:
‘Alles wat onderhevig is aan ontstaan, is onderhevig aan vergaan.’
Door zijn laatste woorden sluit de Boeddha als het ware de cirkel van zijn ontwaakt leven. Enso.
Door inzicht in én de aanvaarding van de dynamiek van het eeuwige proces van ontstaan en vergaan bevrijdt de beoefenaar zichzelf. Door de realisatie ( = herkennen, erkennen en er één mee worden) van de tilakkhana transcendeert hij/zij dukkha.
Van zodra de dhammanuvatti erin slaagt zijn/haar vergankelijkheid (P. anicca), zijn/haar onvrede (P. dukkha) en zijn/haar instabiliteit (P. anatta) te omarmen en gelijkmoedig te aanvaarden wordt hij/zij wakker. Ontwaakt de beoefenaar.
Geef een reactie