‘Ik ben van 1932,en heb dus WO II en de bezetting nog net min of meer bewust kunnen meemaken. Die traumatische ervaringen blijven je bij, maar je leert er wel mee om te gaan. Als kind had ik bovendien sterk het gevoel dat ik ’ergens anders’ thuishoorde; dat gevoel verdween in de loop der jaren, toen ik volop bezig was met mijzelf te handhaven, alleen, in een maatschappij vol autoriteitscultus. Daarna kwamen er nog twee jaren waarin ik een ‘niet erkende dienstweigeraar ‘was. Tussen de bedrijven door studeerde ik, en maakte ik ’carrière’.
Toen viel mijn oog op een artikel waarin een journalist schreef dat het boeddhisme de enige religie was die nog nooit een oorlog begonnen was. Dat was voor mij de ‘trigger’ die ik nodig had. Ik was toen 25 jaar, en ging lang op zoek naar dat boeddhisme, en kwam toen terecht in het Gooi, waar een mevrouw Spruitenburg-Dwars een groepje mensen had verzameld die zich de Boeddhistische vriendenkring noemden; zo leerde ik mediteren en de fundamenten van de dharma kennen.
In mijn lange leven heb ik veel gedaan; de laatste 23 jaar van mijn werkzame leven was ik hoogleraar in de oorlogs-en vredesproblematiek in Brussel. Maar ook daarbij heb ik de dharma nooit uit het oog verloren: een kleine odyssee langs sanghas in Nederland en België. Ik publiceerde veel, en kreeg ook een prijs voor een boek over alternatieve (geweldloze) verdediging; maar nam ook deel aan retraites. Al met al een zinvolle combinatie.
Na mijn pensionering kreeg ik meer tijd voor de practice. Maar ik vond toch dat ik iets terug moest geven aan dat boeddhisme dat zoveel voor mij was gaan betekenen. Ik wilde de contacten die ik in mijn werk had opgebouwd daarvoor benutten. Ik hielp mee de BUN (Boeddhistische Unie Nederland) uit het moeras te trekken waarin het terecht was gekomen, en de BOS (Boeddhistische Omroep Stichting) op te richten.
Toen sloeg het noodlot toe: mijn vrouw werd ernstig ziek en ik heb acht jaar lang als een mantelzorger voor haar moeten zorgen. Maar zelfs toen was de dharma niet ver: de ‘vier immeasurables’ waren des te sterker, vooral in hun onderlinge relatie, is mijn ervaring. Drie jaar geleden is mijn vrouw gestorven. Ik leef nu als een ‘solitary practitioner’. De dharma is tegelijk ver weg (ik woon nabij Zwolle, op de Biblebelt) en heel dichtbij: Dzogchen in de Bön variant, waar ik dagelijks intensief mee bezig ben; en intussen heb ik ook inzicht in een vorig bestaan gekregen: dat was in de Banaat, op de grens van Hongarije en Roemenië. De cirkel is bijna rond.’
Wouter ter Braake zegt
Ik buig mijn hoofd, heer Niezing. Niet uit nederigheid maar in dankbaarheid voor uw liefdevolle verhaal en voor het geluk dat u op mijn cirkel, die nog lang niet rond is, voorbij komt.
Dank je wel, Johan.