Inmiddels is het een traditie op Prinsjesdag. Gisteren werd vóór aanvang van de bijeenkomst in de Ridderzaal in de Grote Kerk te Den Haag voor de achttiende keer de interreligieuze Prinsjesdagviering gehouden. Aan André Kalden viel de eer te beurt de hoofdtoespraak te mogen houden.
Ook voor deze editie van de Prinsjesdagviering waren zowel algemeen publiek als regering en leden van de Staten-Generaal uitgenodigd om de interreligieuze en -levensbeschouwelijke bijeenkomst bij te wonen. Onder de circa 1.100 aanwezigen waren meer dan driehonderd leerlingen van de onderbouw van christelijke en islamitische middelbare scholen uit de omgeving van Den Haag.
Dit jaar viel het op dat er meer Tweede-Kamerleden aanwezig waren dan in vorige jaren, onder hen fractievoorzitter van het CDA, Sybrand van Haersma Buma. Mogelijk dat meespeelde dat er voor het eerst tv-opnames werden gemaakt wat de relevantie van de bijeenkomst onderstreepte. Opvallende afwezige was Gert-Jan Segers, fractievoorzitter van de ChristenUnie, die deze mede door zijn achterban georganiseerde bijeenkomst aan zich voorbij liet gaan. Van de regering toonde premier Mark Rutte, evenals de staatssecretarissen Martin van Rijn en Jetta Klijnsma met hun komst waarde aan de bijeenkomst te hechten. Dit gold ook voor Pauline Krikke, de dit jaar benoemde nieuwe burgemeester van Den Haag, die daarmee de traditie van haar voorgangers om elke jaar bij de Prinsjesdagviering aanwezig te zijn, voortzette.
Bijdragen in de vorm van recitatie, voordracht, zang en muziek werden geleverd door joden, moslims, humanisten, christenen, bahaï’s, hindoes, soefi’s, sikhs en de Haagse Brahma Kumaris spirituele academie. Doel van de Prinsjesdagviering is een zinvolle inspiratiebron te zijn aan het begin van het parlementaire jaar: voor iedereen, maar in het bijzonder voor de aanwezige leden van het kabinet en Staten-Generaal. Elk jaar wordt door de participanten, de betrokken levensovertuigingen, een thema gekozen. Dit jaar was het thema “Vertrouwen tussen hoop en vrees”. Hoe kan er sprake zijn van vertrouwen als je in tijden van onzekerheid heen en weer geslingerd wordt tussen hoop en vrees? Wat zijn dan de voorwaarden toch vertrouwen te kunnen hebben?
De hoofdtoespraak wordt om beurten vanuit een andere religie of levensbeschouwing gehouden. Dit jaar was het boeddhisme aan de beurt. Als afgevaardigde namens de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) nam André Kalden, voorzitter van Stichting vrienden van het boeddhisme, de hoofdtoespraak voor zijn rekening. “Ik sta hier dus als boeddhist. Die bewering doet echter meteen wat ongemakkelijk aan. De reden daarvan is, is dat ik hier in de eerste plaats sta als lid van een groep vrijwilligers die vanuit verschillende levensovertuigingen en geloofsrichtingen, ter inspiratie een interlevensbeschouwelijke viering aanbiedt, en waarvan ik nu een aantal jaren deel uit mag maken. Eenvoudigweg stellen dat de bron van inspiratie voor deze beknopte lezing het boeddhisme is, doet de werkelijkheid te kort. Zij, de mensen om mij heen, hier aanwezig, zij zijn het die mij inspireren om het thema van vandaag te beschouwen. Zij vormen de omgeving ook, die dit mogelijk maakt.” leidde Kalden zijn toespraak in, waarbinnen hij het thema “vertrouwen tussen hoop en vrees” koppelde aan de rol van de omgeving die wij zelf voor de ander vormen.
“Hoe je omgeving zich gedraagt en of de omgeving van betekenis voor je is geweest, of deze ondersteunend voor je is, bepaalt heel erg of je vertrouwen hebt, kunt hebben.
Het is op dit punt dat ik kom op onze eigen verantwoordelijkheid binnen de wereld van hoop en vrees waarin we verkeren.
Op gebied van vertrouwen is er niet zoiets als een eigen vrije wil in de zin dat je tegen jezelf kunt zeggen: nu heb ik vertrouwen, en het dan ook ervaren. Iedereen wil graag vertrouwen hebben, dat voelt immers veel prettiger dan het niet te hebben. Maar dat moet wel mogelijk worden gemaakt.
Zoals een plant vruchtbare grond en water nodig heeft om te bloeien, zo heeft vertrouwen een bepaalde omgeving nodig om in ons op te kunnen rijzen. Het is aan ons om die omgeving voor de ander te helpen creëren en te onderhouden.”, aldus Kalden in zijn toespraak.
Voorts citeerde hij journaliste Sanne Bloemink die in een artikel in De Groene Amsterdammer constateert dat de mens als autonoom individu in zijn biosfeer, steeds meer ter discussie wordt gesteld en stelt dat we ‘steeds meer gaan inzien dat we op allerlei manieren verbonden zijn met onze omgeving, dat we onderdeel zijn van grotere ecosystemen.’ Kalden: Hoewel vanuit een andere optiek beschreven is dit de kernboodschap van onderlinge afhankelijkheid die Boeddha ons meegaf.
In zijn toespraak verwees André Kalden ook naar de wijze waarop de Dalai Lama omgaat met het begrip “de ander” Een journaliste vroeg hem: ‘Wat is het verschil tussen u en mij?’ En de Dalai Lama antwoordde toen: ‘Er is geen verschil.’ ‘Maar er moet een verschil zijn’, zei de journaliste. ‘Nee’, was weer het antwoord, ‘dat is er niet’. ‘Natuurlijk wel, met alle respect’, zei de journaliste, ‘u bent de Dalai Lama en ik ben gewoon journalist, er moet toch een verschil zijn? ‘Nou, als ik dan toch een verschil moet noemen, zei de Dalai Lama, dan is het dat u mij ziet als de ander, als iemand die anders is, en ik u niet.’
“In onze omgeving zijn wij de ander” vervolgt Kalden, maar erg anders zijn we niet. Vertrouwen vraagt om een omgeving die erkent dat we met die omgeving verbonden zijn. Het vergt het besef dat we zelf de omgeving van de ander vormen, en helpen vormen. Een omgeving waarin een ander vertrouwen kan hebben, hoop kan hebben, of niet. Het vergt het inzicht dat de ander zo anders niet is dan wij, en van betekenis wil zijn, en gelukkig; net als wij.”
Ter afronding haalde hij nogmaals de Dalai Lama aan: “Ik begon te zeggen dat deze korte lezing niet alleen door het boeddhisme, maar juist ook door de mensen hier om mij heen is geïnspireerd. Kernachtiger dan de Dalai Lama het in ander verband verwoordde, kan ik niet uitdrukken wat ons bindt. Daarom wil ik hem ter afsluiting nogmaals aanhalen:
Hij zegt: ‘Wat ons verenigt in vriendschap en samenwerking, is niet dat we dezelfde politieke opvattingen delen, of dezelfde religie. Het is veel simpeler: het is een gedeeld geloof in compassie, in menselijke waardigheid en in het aangeboren vermogen van de mens om een positieve bijdrage te leveren aan een betere en zinvollere wereld.’
Terwijl André Kalden het podium afloopt zet Cengiz Arslanpay zijn rietfluit aan de mond als overgang naar recitatie van een tekst uit de Koran. Na drie kwartier stapt premier Rutte aan het eind van het programma op van zijn stoel en schudt Rabbijn Awraham Soetendorp, nestor van de viering, de hand. De onopvallend maar stevig beveiligde viering mocht ook dit jaar weer een vlekkeloos verlopen inspiratiebron voor de genodigden zijn, uniek in de wereld.