Het is voor mensen veel gemakkelijker om of-of te denken dan en-en. Zo zijn onze hersenen blijkbaar geschakeld. We creëren polariteiten. Nu is het een oude boeddhistische wijsheid dat die polariteiten wederzijds afhankelijk zijn. Ieder onderscheid dat we maken, creëert een relatie tussen twee onderling afhankelijke polen.
We maken bij voorbeeld een onderscheid tussen mannen en vrouwen. Dat creëert de illusie dat mannen en vrouwen op zichzelf bestaan. We noemen dat tegenwoordig binair denken. Maar het zou volkomen betekenisloos zijn om van mannen te spreken als er geen vrouwen waren, en vice versa. Het is als de polen van een magneet. Je kunt de noordpool niet van de zuidpool afknippen. Iemand vertelde me onlangs dat ze de diagnose autisme had gekregen. Ze gebruikte daarbij het woord neurodivers. Maar divers is geen eigenschap van een persoon maar van een groep. Als zij die diagnose krijgt, en er even van uitgaande dat ik die diagnose niet zou hebben: wie van ons beiden is dan neurodivers?
Daarenboven is de grens tussen binaire onderscheiden altijd vaag. Je kunt de mensheid opdelen in mannen en vrouwen en er zijn mensen die je duidelijk als man of vrouw kunt identificeren. Maar er zijn er ook veel die niet in dat binaire plaatje passen. En binair als we gewend zijn te denken, creëren we dan weer nieuwe binaire onderscheiden. En zo krijgen we LGBTQ…XYZ… Als we blijven doorgaan kunnen we voor iedereen een apart hokje creëren (wat we in principe ook doen door iedereen een eigen naam te geven). Wat mij betreft is dit hele diversiteitsprobleem niet op te lossen met nieuwe categorieën maar wel met één simpel woord: respect. Respect, onafhankelijk van welke categorie je ook in ondergebracht kunt worden.
Ook in het maatschappelijk debat denken we of-of. Zo is er het onderscheid tussen conservatief en progressief. Alsof het ene zonder het andere zou kunnen. Hoe conservatief je ook bent, je gaat niet kunnen beletten dat je zult veranderen. De vraag is hoe je wil veranderen. En hoe progressief je ook bent. Het niet de bedoeling om alles wat je gisteren opgebouwd hebt vandaag weer af te breken. Of het debat tussen vrijheid en solidariteit. Autonomie en verbondenheid zijn twee diepe menselijke behoeften die elkaar niet tegenspreken. We willen onszelf kunnen zijn in verbondenheid met anderen.
Maar het lijkt alsof deze polariteiten alweer passé zijn. Het waren de discussies van de oude politieke partijen. De woorden rechts en links hebben hun oude betekenis verloren. We zien nu iets heel anders ontstaan en ik moet toegeven dat ik daar nog geen duidelijke woorden voor heb.
Het is iets wat mij al lang bezighoudt, maar een twintiger stelde het onlangs heel scherp: ‘ik ben opgevoed, thuis en op school, met goed zijn voor elkaar, delen wat je hebt, zorgen voor elkaar, en nu lijkt dat helemaal uit de wereld verdwenen’. Ik vond dat schokkend.
In De Morgen stond er recent een interview met iemand de een boek had geschreven over vriendelijkheid (kindness in het oorspronkelijke Engels). Eén van de vragen was of vriendelijkheid in deze tijd toch niet een zwak imago heeft. We leven in een tijd waarin kindness geassocieerd is met zwakte.
Er zijn voorbeelden te over. Tijdens het proces rond de dood van Sanda Dia had iedereen het over de schuldvraag. Maar het onderliggende probleem werd doodgezwegen. Er werd ook geopperd om studentendopen voortaan te verbieden. Overgangsrituelen vind je overal in de wereld. Ze reflecteren de waarden van de groep waar je naar overgaat. Wat blijkt? Een groep mensen die zichzelf de elite vinden hebben een overgangsritueel dat vereist dat je in staat bent om alle empathie en elementaire menselijkheid uit te sluiten.
Het is beangstigend en je ziet het overal. In de Amerikaanse verkiezingen en bij ons. Een slogan als ‘Eigen volk eerst’ zou ooit ondenkbaar geweest zijn. Misschien dachten mensen het soms wel, maar er is een wereld van verschil tussen stiekem iets denken en het op een affiche aan de muur plakken. En nu, enkele decennia later, gaan de partijen die vroeger menselijke waarden vertegenwoordigden haast ongemerkt steeds meer in het discours mee.
Ik zat als psychiater op de eerste rij om de burn-out epidemie te zien opkomen. Burn-out gaat niet over te hard werken maar over een toenemend gevoel van zinloosheid, waarbij menselijkheid en menselijke waarde het moet afleggen tegen steeds meer winst. Er is een polarisatie ontstaan tussen menselijkheid en winst. En het is maar de vraag naar wie de winst gaat. Tijdens de pandemie werd de vraag gesteld of we voorrang moesten geven aan de gezondheid of aan de economie. Alsof de economie niet in functie zou staan van de maatschappij waarin we leven.
Mensen zijn van nature menselijk. Na de doortocht van een verwoestende orkaan in Florida begonnen mensen te doen wat mensen doen. Ze begonnen elkaar te helpen. Even was het onderscheid tussen democraten en republikeinen verdwenen.
Ook hier is het niet of-of maar en-en. Maar de pool van de menselijkheid verdwijnt langzaam uit het beeld. Vriendelijkheid is flauw. Mededogen is zwak. Gutmensch en woke zijn scheldwoorden geworden. Dat wil niet zeggen dat er geen politiek debat mag zijn. Dat wil niet zeggen dat we de grenzen wagenwijd moeten openstellen. Dat wil niet zeggen dat we het geld over de balk moeten gooien. Maar als we onze menselijkheid verliezen creëren we een onmenselijke wereld voor onszelf voor onze kinderen en kleinkinderen.
We hebben een grote verantwoordelijkheid. Voor mij als zenbeoefenaar is het boeddhisme hierin een belangrijke bron van inspiratie. Dat is zeker niet specifiek voor het boeddhisme. Ik zou willen dat alle levensbeschouwingen hier hun gewicht in de schaal leggen. Maar het is pijnlijk om te zien hoe bij voorbeeld het witte christelijke nationalisme hierin compleet faalt en in plaats van de liefde haat predikt.
Toen ik enkele jaren geleden in een interview met Joël De Ceulaer geopperd had dat ik de menselijkheid in de politiek miste, kreeg ik via Twitter en andere kanalen dagenlang een massa bagger over mij heen, ook van vooraanstaande politici en een vooraanstaande kerkjurist. Het was de perfecte illustratie. Blijkbaar zijn we terechtgekomen in een wereld waar het moed vraagt om te spreken.
Onze taak is het de menselijkheid zichtbaar te maken. Om de kwetsbaarheid en het goede en het mededogen en de liefde te benoemen en te blijven benoemen.
Siebe zegt
Het is ook nogal wat dat je als je mensen een gebrek aan menselijkheid verwijt.
Ik vind ook dat we beter kunnen stoppen praten over menselijkheid. Boeddha sprak er niet over. Hij sprak gewoon over de geest. En hoe we allemaal slechte neigingen bij ons hebben en goede. Allemaal. We hebben allemaal heus wel neiging te verharden of kwade wil of eigenwaan of andere fratsen bij ons. Volgens mij kunnen we het beter zo benaderen. Vooral ook de immoraliteit in onszelf zien.