God in mij spreekt over vrede,
Leven in armoede, nederigheid,
Met mededogen.
Hij huilt als hij de dwaasheid en de oorlog ziet
Die door zijn wereld raast,
Bevolkt met wanhopige kinderen, moeders, vaders.
Geleid door krankzinnige leiders,
Meesters in chaos, vernieling en moord.
Wat dierbaar is, kapotgemaakt,
Wat gekoesterd werd, weggevaagd.
God met mij heeft dit nooit gewild.
Zijn weg kan nooit deze weg zijn,
Waar bronnen van liefde opdrogen,
Waar verbondenheid wordt verbroken
Waar liefdevol begrip en respect
Zich in strijd moeten neerleggen.
Voor het gelijk van de dwaas,
Voor verstandsverbijstering,
hoogmoed en hebzucht.
Geschiedenis?