Myanmar (Birma) was vorig jaar 75 jaar onafhankelijk van Engeland. Ruim een kwart eeuw geleden reisde ik als journalist voor Dagblad de Limburger undercover naar een totalitaire openluchtgevangenis die uit geldgebrek het ´Bezoek Birma Jaar´ lanceerde om de massatoerist te lokken. Een beklemmende herinnering.
Als de exprestrein naar Mandalay ´s ochtends vroeg de hoofdstad Rangoon uitrijdt, bedekt een meters dikke nevel het Birmese platteland. Alleen palmbomen en de toppen van pagodes ontstijgen de mist. De goudkleurige tempelspitsen schitteren in de ochtendzon. Vooral de vrouwen in de trein laten niet na iedere pagode te groeten door met gevouwen handen en gebogen hoofd een kort gebed te prevelen.
De upper class-wagon van Koreaanse makelij is gevuld met welgestelde Birmezen, militairen, een handvol toeristen en een jonge monnik. Hij wordt vertroeteld door twee bejaarde vrouwen, die hem voortdurend lekkers toestoppen. Vervolgens steekt hij zeer tegen de regels een sigaret op die hij met smaak oprookt, om zich vervolgens aan zijn religieuze lectuur te wijden.
De 250.000 monniken in Birma zijn naast de regerende Staatsraad voor Herstel van Orde en Gezag een factor van belang. Ze worden gevoed en onderhouden door de bevolking, die gelooft dat schenkingen aan kloosters uitzicht bieden op een beter volgend leven. De militaire junta stimuleert boeddhisme als middel zich meer legitimiteit te verwerven en een soort nationale solidariteit af te dwingen.
Zoals de gevreesde generaal Khin Nyunt, hoofd van de militaire inlichtingendienst, dwangarbeid verdedigt met het argument dat Birmezen vrijwillige arbeid als een nobele handeling van liefdadigheid beschouwen waarmee ze hun religieuze status kunnen verbeteren. Met het karma van de Birmezen moet het wel goed zitten. Als er in Birma een tempel wordt opgeknapt of een spoorweg wordt aangelegd, moet de bevolking massaal opdraven voor ´vrijwillige arbeid´. Berucht is de Ye Tavoy-spoorlijn in de zuidelijke landengte van Birma, waar dagelijks tienduizenden burgers werken. Voor de verbreding van de weg van Rangoon naar Pegu werden zoveel dwangarbeiders ingezet, dat de BBC sprak ´van de grootste groep dwangarbeiders sinds de Japanse bezetting´.
In de trein naar Mandalay lijken deze praktijken ver weg. Het uitzicht voorziet in uitgestrekte rijstvelden tegen een decor van nevelige bergen. In schamele dorpjes – veel rieten huizen op palen – zwaaien ondervoede en haveloos geklede kinderen naar de passerende trein. Hier krijgen de Birmezen gemiddeld minder calorieën binnen dan de inwoners van Afghanistan.
Halverwege de rit van 700 kilometer, in het slaperige stadje Longou, duikt Basil op bij het geopende raam. Basil is een 67-jarige Baptist die geaffecteerd Engels spreekt. Zonder acht te slaan op de militairen in de coupe begint hij uit te varen tegen het regime. Dat heeft zijn pensioen met een derde gekort, zodat hij noodgedwongen toeristen rond moet leiden. Hij kijkt sip. ´Toeristen stappen hier nauwelijks uit. Ik heb niet eens 10 kath. (10 cent) voor een kop thee. Wat bezielt deze regering? Ze hongeren me uit. ´ Terwijl de trein optrekt, loopt Basil mee. ´Hier is mijn adres. Stuurt u me wat levensmiddelen?´
Licht beschaamd zal Tin, een riksja-rijder in Mandalay, enkele dagen later dezelfde vraag stellen. Terwijl hij zijn zware fietstaxi moeizaam op gang brengt, wijst hij naar de opgeknapte gracht rond het oude fort in het centrum. ´Hier heb ik een jaar lang vrijwillige arbeid moeten verrichten, samen met mijn moeder.´ Ieder gezin in Mandalay moest een of twee werkkrachten ter beschikking stellen. Tot op zekere hoogte was het werk vrijwillig, zegt Tin cynisch. Wie een afkoopsom van 150 kyath kon opbrengen, was vrijgesteld. ´Maar zoveel geld heb ik niet.´
Tin verdient soms niet eens genoeg om de dagelijkse huur van 50 kyath voor zijn fietsriksja op te brengen. Toch moet de 30-jarige Birmees zijn gehandicapte vader, zijn moeder, 4 zusjes en een grootvader van 92 onderhouden. De concurrentie met de 10.000 andere riksjarijders in Mandalay is moordend. Er zijn meer kapers op de kust. Op weg naar huis, 8 kilometer buiten de stad, wordt Tin regelmatig afgeperst door de politie. ´Niet dat het om veel geld gaat. Maar we moeten blijven geven. Donaties voor religieuze festivals, giften voor de kloosters. Het houdt nooit op.´
Steeds als een andere riksjarijder passeert, valt Tin stil. Met reden. Wie zich tegenover buitenlanders beklaagt over de regering of een politiek onderwerp aansnijdt, verdwijnt in de gevangenis. De verklikkers zijn overal. Het kan een buurman zijn, of een broer. ´s Avonds toont Tin zijn onderkomen. Een haveloze hut op palen, zonder elektriciteit, te midden van wat niet veel meer is dan een sloppenwijk. Post wordt er niet bezorgd. Verlicht door een walmende lamp, luisteren zijn familieleden zwijgend naar het verhaal van Tin.
Hij toont foto´s van vroeger. Het trouwfeest van zijn broer. Trotse mensen in klederdracht. ´Kijk wat er van ons geworden is´, zegt hij bitter. De Britten, zegt Tin, hebben Birma bestolen en leeggeroofd. ´Maar ze brachten ook kennis en technologie.´ De Tweede Wereldoorlog bracht de Japanners. ´Zij verkrachtten onze vrouwen en rukten de mannen hun nagels uit. We hebben er velen moeten doden.´
Hij zegt het met spijt in de stem. ´Onze eigen regering is nog erger´, zegt hij fel. ´Ze hongeren ons uit. Sinds 1989 is de rijst 7 keer zo duur geworden. Aan de toeristen verdienen we nauwelijks iets. De regering strijkt alles op. En de hotels in Mandalay zijn bijna allemaal in handen van Chinezen. Ze hebben er vaak nog een business naast´, zegt hij veelbetekenend. ´Ze smokkelen jade, of opium.´
In Mandalays Chinatown is de jade op straat te koop. Sjofele Chinezen hebben de edelstenen voor een prikje in de aanbieding. Twee stenen voor 5 dollar. ´Of wilt u iets anders´, sist een van hen. ´Iets speciaals?´
Midden in de Chinese wijk, te midden van moskeeën, is de Heilig Hartkathedraal een Fremdkorper. De 15 priesters van het bisdom zijn bijeen voor hun jaarlijkse retraite. Hun Latijnse gezang in de lichtblauw beschilderde kerk harmonieert fraai met het gekwetter van de vogels in de gewelven van het godshuis. Op de voorste rij luistert een boeddhistische monnik belangstellend toe.
Na een korte meditatie loopt een van de priesters met uitgestoken handen toe op het bezoek. ´U bent katholiek? Welkom, welkom´, zegt father Alphons. Hij is verheugd dat Birma sinds kort toeristen toelaat. Zo krijgen de priesters af en toe aanloop. Zijn jongere collega father John voegt zich bij ons. Hij kreeg tijdens zijn priesteropleiding in Rome 6 jaar les in de Bijbelexegese van een missionaris uit Steyl. ´Doet u hem vooral de groeten.´ Dan moeten de priesters naar binnen. Het retraiteprogramma schrijft 2 uur stilte voor.
´Oui, oui, natuurlijk is het niet allemaal even fraai wat hier gebeurt. Maar nom dieu, de politiek is toch overal hetzelfde?´ De Française Brigitte, een leeftijdloze vrouw, drijft in een buitenwijk van Rangoon sinds 4 jaar een hotel. Chez Brigitte biedt vooral onderdak aan oudere Fransen, die aan de bar met weidse gebaren mijmeren over hun Tempo Doeloe, de tijd dat ze Indochina nog hadden.
De Française Brigitte drinkt ´s avonds gebroederlijk whisky met haar personeel en haar jonge Birmese minnaar. Ze beklaagt zich over de bureaucratie, maar alleen al haar zakelijke aanwezigheid in het land wijst op werkbare banden met het regime. ´De Franse ambassadeur verwijt me collaboratie´, zegt ze verontwaardigd. ´Maar ik, ik collaboreer alleen met mezelf.´ De essentie van Birma, zegt Brigitte, is het boeddhisme. Ze bekeerde zich tot deze filosofie toen ze zag hoe in Birma hulpvaardigheid en solidariteit nog volop bestaan.
´Het boeddhisme is voor mij als een warme deken. Birma moet blijven zoals het is.´ Ze laat onvermeld of dat ook geldt voor de dwangarbeid en de totale politieke onderdrukking. ´Ik´, zegt Brigitte, terwijl ze het bezoek naar een met Birmees antiek bezaaide kamer brengt. ´Ik ben als Columbus in Birma. Ik wil hier sterven. Als ze me weg willen hebben, moeten ze me het vliegtuig insleuren, of anders ga ik wel in een bamboe hutje in de bush wonen. Birma is mijn thuis.´
Ze wijst op het nabijgelegen klooster. ´De monniken zullen u morgenvroeg wekken met hun gebeden. Maar troost u: misschien redden ze uw ziel. En vergeet niet: zij belichamen de ziel van Birma, en niemand anders.´