Een lezer vroeg me na het lezen van mijn vorige columns over het dementeren en de dood van mijn vader welke boeddhistische visies er zijn op het geheugen. Er is opvallend weinig gezegd of geschreven over ons ‘gewone’ geheugen, terwijl de westerse psychologie daar zeer veel theorieën over formuleert. Binnen het boeddhisme is het geheugen, net als andere psychische functies gewoon één van de vele middelen om al dan niet een dieper of breder bewustzijn te ontwikkelen. Zo heeft de Yogacara-school het over het ‘pakhuis-bewustzijn’ (ālaya-vijñāna in het Sanskriet). Dat is een allesomvattend, fundamenteel bewustzijn, een opslagplaats voor onze ervaringen die we kunnen beschouwen als zaden.
Welke zaden planten we?
Ons geheugen is wat overblijft van ervaringen uit het verleden. Als we ons concentreren op de reële ervaringen en ze niet kunstmatig proberen vast te houden, merken we dat elke ervaring ontstaat, even bestaat en dan verdwijnt. We hebben een sterke neiging om aan die mentale gebeurtenissen reacties te koppelen. Elke ervaring krijgt dan een positieve, negatieve of neutrale lading. Daardoor bevriezen we de tijd, en noemen een ervaring ‘mijn’ pijn of vreugde of denken we zelfs dat sommige ervaringen een onderdeel zijn geworden van ons ‘zelf.’ We herinneren ons vooral ervaringen met een sterke emotionele lading. Onze geest investeert veel tijd in het opbouwen van een verhaal uit gebeurtenissen en herinneringen die een persoonlijke kleur hebben. Die selectie is het bewijs dat we iemand zijn. Soms is die selectie een opslagplaats voor dingen die vorm zullen geven aan de iemand die we zouden willen zijn.
Tijd is de opeenvolging van verschijnselen, met elk hun eigenschappen. We kunnen het ons eenvoudigweg niet veroorloven om alles te herinneren, we moeten ruimte vrij houden voor wat zich nu afspeelt. Tijd confronteert ons heel concreet met onze beperktheid en onze vergankelijkheid. Daarom doen we zoveel moeite om tijd te ‘meten’, te catalogeren, om herinneringen op te slaan in beelden, woorden… Mediteren is vaststellen hoe we onze tijd vormgeven: welke zaden we planten en welke niet. De boeddhistische leraar Thich Nhat Hahn benadrukt dat ons hele leven een uitdaging is om te kiezen welke positieve of negatieve zaden we laten groeien, welke zaden onze toekomst en die van onze omgeving bepalen. Welke zaden zullen bepalen hoe men ons in de toekomst zal herinneren. [1]
Waaraan herinneren we onszelf?
De boeddhistische leraar David Brazier biedt nog een ander breed perspectief aan op hoe we omgaan met het herinneren. Centraal in de boeddhistische praktijk staat mindfulness, in de zin van aandacht, oplettendheid. Aandachtig zijn wordt haalbaarder als we ons realiseren wat de oorspronkelijke betekenis van het woord ‘mindfulness’ (‘smriti’ in het Sanskriet) is: precies… ‘zich herinneren.’ [2] Mediteren is jezelf eraan herinneren dat je niet gehypnotiseerd hoeft te blijven door emoties, gedachten, neigingen… Je kan je ook focussen op innerlijke rust, aanvaarding, vrede. We kunnen in elke situatie kiezen waarop we onze aandacht richten en dus wat we ons herinneren. Zijn dat enkel onze persoonlijke besognes, onze reacties op gebeurtenissen, onze eigen behoeften en verlangens? Of richten we onze aandacht op anderen en hun behoeften en verlangens? Vullen we ons bewustzijn met beloften van succes door gewiekste zakenlui, politici en andere Rattenvangers van Hamelen? Of laten we ons inspireren door wijze mensen zoals Boeddha, Christus en al de mensen die zich inzetten voor een meer leefbare, rechtvaardige wereld? Of kiezen we nergens voor, kijken we wat afstandelijk en cynisch toe?
We slagen er in het Westen in om zelfs ‘mindfulness’ te herleiden tot een begrip en een techniek om ‘stress te reduceren.’ Onze cultuur koestert de mythe van individueel succes. ‘You can make it.’ Alle fysieke en psychische ongemakken kunnen opgelost worden met een pil, alle doelen kunnen bereikt worden met wilskracht en een ferm geloof in jezelf. Zelfs de klimaatopwarming zal opgelost worden door geloof in de technologische vooruitgang. Tot de stroom uitvalt.
We loochenen onze afkomst. We vergeten dat we afhankelijk zijn van de aarde onder onze voeten, van de lucht die we inademen. Laten we onszelf er ook aan herinneren dat we op de schouders staan van onze voorouders, van onze cultuur. Laten we de vele Boeddha’s eren, én de anonieme mensen die onze kleren maken, die onze ouders in rusthuizen verzorgen, die ons vuilnis ophalen. Ik eer alvast mijn vader, ik was het niet altijd eens met zijn opvattingen, hij was soms een koppige steenezel, maar hij was vooral eerlijk, dienstbaar, leergierig en bescheiden. Die zaden wil ik mezelf proberen te blijven herinneren als mijn geheugen begint te falen en mijn ego begint te wissen.
Andre zegt
Dank voor uw verhelderende beschouwing.
André.