Ik ben geen deskundige op het gebied van de Lotus-Soetra, maar dat hoeft toch ook niet? De soetra brengt mij op allerlei gedachten en die wil ik met lezers van het BD delen. Hoeveel afleveringen deze serie gaat tellen, is pas na de laatste aflevering bekend. Deze keer:
Nooit Misprijzen
In het twintigste hoofdstuk van de Lotus-soetra vertelt Shakyamuni een verhaal over de gewone man, die de bijnaam kreeg: de bodhisattva die nooit iemand misprees. Afgezien van het gegeven dat er weer eens flink wordt overdreven over bijvoorbeeld de regeerperiodes van opeenvolgende boeddha-koningen (samen meer jaren dan de mensheid op aarde rondloopt) is de strekking als volgt: de leer van Boeddha floreert, zakt weg en wordt nagenoeg vergeten tot er weer een volgende Boeddha komt. Het is derhalve een verhaal van opbloeien en weer verwelken van lotussen. Opeenvolgende generaties van bijna bodhisattva’s, hele en halve monniken, mannelijke en vrouwelijke lekenvolgelingen en volstrekt van het achtvoudige pad geraakte lieden lossen elkaar af. Iedere keer wanneer de leer op sterven na dood is, verschijnt er een nieuwe boeddha om de zaak weer op de rails te krijgen en iedereen met de neus de goede kant op te krijgen. Mooi toch? Nu is er ook een eenvoudig man die nooit, maar dan ook werkelijk nooit misprijzend doet tegen of spreekt over andere mensen. Zelfs tegen de grofst gebekte en notoir grensoverschrijdende personen blijft hij vriendelijk met als reden dat ook zij ooit eens een boeddha zullen zijn! Het levert hem hoongelach en beschimpingen op en hij wordt bekogeld met van alles en nog wat. Niemand neemt hem serieus. Hij blijft echter volharden en op een dag krijgt hij door een visioen inzicht in de hele lotus-soetra. Vanaf dat moment verandert hij volledig. De mensen die hem eerder beschimpten en bekogelden weten niet hoe ze het hebben! Hij is veranderd in een geduldige, welsprekende, overtuigende prediker en zelfs zijn grootste criticasters veranderen hun mening. En, zegt Shakyamuni aan het einde van zijn verhaal, veel van de hier aanwezige bodhisattva’s hebben bodhisattva ‘Nooit Misprijzen’, ooit uitgelachen. Nu zijn ze zelf bodhisattva’s en zij zullen zeker boeddha’s worden!
Wat moet je met zo’n verhaal? Je moet er niks mee, dat voorop, maar je zou erover na kunnen gaan denken. Heb ik ook gedaan, en hier volgt mijn voorlopige conclusie (voorlopig, want misschien denk ik er over een tijdje weer net iets anders over. Wellicht genuanceerder):
Het gaat met iedere leer als met het spelletje waarbij iemand een boodschap in het oor fluistert van zijn buur. Die moet de boodschap uit het hoofd doorvertellen aan de buur aan de andere kant en zo gaat het door tot aan het einde van het rijtje deelnemers van dit spelletje. De eerste en de laatste personen vertellen de oorspronkelijke en de uiteindelijk ontvangen boodschap met luide stem aan iedereen. Het verbaast natuurlijk niemand dat van de oorspronkelijke boodschap weinig is overgebleven en dat er van alles in de boodschap binnen is geslopen dat er eerst niet in zat. Hilarisch! Minder hilarisch wordt het wanneer mensen geloven dat de laatste ontvanger nog steeds de oorspronkelijke boodschap foutloos weet over te brengen. Tussen Shakyamuni Boeddha en ons in 2023 zitten tientallen, zo niet honderden doorvertellers. Ook opgeschreven teksten garanderen geen foutloze transmissie van welk oorspronkelijk verhaal dan ook. Vertalingen zijn zelfs desastreus! Kortom, de kans dat boeddha’s leer het tot vandaag de dag volstrekt ongewijzigd heeft overleefd, is in mijn ogen nihil. Maar gelukkig zijn er ook nu mensen die de oorspronkelijke leer direct, intuïtief en visionair vatten. Iedere generatie heeft eigen bodhisattva’s ‘Nooit misprijzen’. Deze mensen blijven volharden in hun geloof dat er in ieder mens hoe dan ook voldoende goeds aanwezig is dat ooit, uiteindelijk, ontkiemt en zal uitgroeien tot wat wij verlichting noemen. Met andere woorden: schrijf nooit iemand af. Een oud gezegde luidt: er is geen koe zo bont (zwart) of er zit wel een vlekje op. Iedereen heeft goede en slechte trekjes.
Vanmorgen stonden er twee Jehova-getuigen voor mijn deur. Twee vriendelijke dames. Ik doe voor Jehova getuigen altijd de deur open en sta ze ook altijd even te woord. Ze doen hun best, en ik misprijs hen ook nooit, hoewel ik het absoluut niet met een aantal zaken eens ben. Volgens mij kunnen ze evenwel met hun al dan door indoctrinatie aangewakkerde geloofsijver een voorbeeld voor velen zijn. Ze blijven volharden in hun geloof dat ieder mens, uiteindelijk gered kan worden door zich volledig aan hem toe te vertrouwen. Namu amida Jehova.
Geloven dat een verhaal ruim tweeduizend jaar ongewijzigd kan overleven doet mij denken aan een verhaal van een rabbi: Twee inbrekers kruipen via een kolenkelder een herenhuis binnen, roven alle kostbaarheden die ze kunnen vinden en sluipen met de buit weer door de kolenkelder naar buiten. Ze kijken elkaar aan. De een heeft een smerig, zwart gezicht, en de ander niet. Wie gaat het eerst zijn gezicht wassen?
Denk zelf na!
Oplossing: Voor het geval je denkt dat degene met het schone gezicht zich het eerst gaat wassen, moet je je eerst afvragen hoe het mogelijk is dat twee mannen samen tot tweemaal toe door een kolenkelder kunnen kruipen waarbij slechts één van de twee een vies gezicht krijgt en de ander niet. Denken dat een verhaal tweeduizend jaar doorvertellen ‘schoon’ blijft, na herhaalde malen door een kolenkelder vol aardse beslommeringen te zijn gegaan… hoe realistisch is dat?